Provided by: manpages-nl_4.27.0-1_all bug

NAAM

       tar -  een archivering hulpprogramma

SAMENVATTING

   Traditioneel gebruik
       tar {A|c|d|r|t|u|x}[GnSkUWOmpsMBiajJzZhPlRvwo] [ARG...]

   UNIX-stijl gebruik
       tar -A [OPTIES] -f ARCHIEF ARCHIEF...

       tar -c [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -d [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -r [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -t [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar -u [-f ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar -x [-f ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

   GNU-stijl gebruik
       tar {--catenate|--concatenate} [OPTIES] --file ARCHIEF ARCHIEF...

       tar --create [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar {--diff|--compare} [--file ARCHEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar --delete [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar --append [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar --list [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

       tar --test-label [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LABEL...]

       tar --update [--file ARCHIEF] [OPTIES] [BESTAND...]

       tar {--extract|--get} [--file ARCHIEF] [OPTIES] [LID...]

OPMERKING

       Deze  man-pagina  bevat  een korte beschrijving van GNU tar. Voor een gedetailleerde discussie, inclusief
       voorbeelden en aanbevelingen over gebruik, verwijzen we  naar  de  GNU  Tar  Handleiding  beschikbaar  in
       texinfo formaat. Als de info lezer en de tar documentatie correct op jouw systeem zijn geïnstalleerd, dan
       geeft het commando

           info tar

       toegang tot de volledige handleiding.

       U  kunt  de  manual  ook  lezen  door gebruik te maken van de info modus in emacs(1), of hem vinden in de
       diverse formaten online op

           https://www.gnu.org/software/tar/manual

       Als er een verschil optreed tussen deze man-pagina en de  GNU  Tar  Handleiding,  dan  dient  de  laatste
       beschouwd te worden als de bepalende bron.

BESCHRIJVING

       GNU tar is een archivering programma ontworpen om meerdere bestanden in een enkel bestand op te slaan, en
       om  zulke  archieven  te  bewerken.  Het  archief kan een normaal bestand of apparaat zijn (b.v. een band
       apparaat, vandaar de naam van het programma, dat  tape archiver betekent, die zich bevind op de lokale of
       een machine op afstand.

   Optie stijlen
       Opties voor GNU tar kunnen gegeven worden in drie verschillende stijlen. In de traditionele stijl, is het
       eerste argument een groep van optie letters en alle volgende argumenten geven argumenten aan  die  opties
       die zo nodig hebben. De argumenten worden gelezen in dezelfde volgorde als de optie letters. Elk commando
       dat   resteert   nadat  alle  opties  zijn  verwerkt  worden  behandeld  als  niet-optionele  argumenten:
       bestandsnamen of namen van leden van archieven.

       Bijvoorbeeld, de c optie zal een archief aanmaken, de v optie zal veel informatie geven, en  de  f  optie
       vraagt  om een argument van de naam van het archief om op te werken. Het volgende commando, geschreven in
       de traditionele stijl, instrueert tar om alle bestanden van de map  /etc  op  te  slaan  in  het  archief
       bestand etc.tar daarbij uitgebreide informatie gevend over de bestanden die worden gearchiveerd:

       tar cfv etc.tar /etc

       In  UNIX  of korte-optie stijl, is elke optie een letter voorafgegaan door een enkel verbindingsstreepje,
       net als in andere commando´s. Als een optie een argument nodig heeft, dan moet dat meteen  volgen,  ofwel
       als  een  apart  commando  woord,  ofwel  onmiddellijk  na  de optie. Echter, als een optie een optioneel
       argument nodig heeft, dan moet die onmiddellijk na de optie volgen, zonder een tussenliggende  witruimte,
       net als in -g/tmp/snar.db.

       Opties  die  geen argumenten nodig hebben mogen gegroepeerd worden na een enkel verbindingsstreepje, b.v.
       -vkp. Opties die argumenten nodig hebben (zowel  verplicht als optioneel), mogen gegeven worden  ná  zulk
       een groep, b.v. -vkpf a.tar.

       Het hierboven gegeven commando kan er in de korte-optie stijl  uitzien als:

       tar -cvf etc.tar /etc
       of
       tar -c -v -f etc.tar /etc

       In  GNU of lange-optie stijl begint elke optie met twee verbindingsstreepjes en heeft een betekenis volle
       naam, bestaande of kleine letters and streepjes. Indien die gebruikte wordt, kan de lange optie  afgekort
       worden  tot  zijn initiële letter, mits dat geen ambiguïteit creëert. Argumenten voor lange opties worden
       gegeven  als ofwel als een apart commando woord, onmiddellijk na de optie, ofwel gescheiden van de  optie
       door een is-teken zonder tussen liggende witruimte. Optionele argumenten moeten altijd de laatste methode
       volgen.

       Hier zijn verschillende manieren van het voorbeeld commando in deze stijl:

       tar --create --file etc.tar --verbose /etc
       of (afkorten van sommige opties):
       tar --cre --file=etc.tar --verb /etc

       De  opties  in  alle  drie  de stijlen mogen gemengd worden, alhoewel dit niet wordt aangeraden voor oude
       opties.

   Bewerkingen
       De opties in de tabel hieronder vertellen wat GNU tar moet doen. Precies  één  van  deze  moet  opgegeven
       worden. De betekenis van niet-optionele argumenten hangt af van de opgegeven modus.

       -A, --catenate, --concatenate
              Archief aan het eind van een ander archief toevoegen . De argumenten worden behandeld als de namen
              van  de  toe te voegen archieven. Alle archieven moeten van hetzelfde formaat zijn als het archief
              dat toegevoegd gaat worden, anders zou het resulterende archief mogelijk niet bruikbaar zijn  voor
              niet-GNU  implementaties  van tar. Merk op dat wanneer meer dan een archief werd gegeven, de leden
              van de archieven anders dan de eerste, alleen toegankelijk zijn in het resulterende  archief  door
              gebruik van de optie -i (--ignore-zeros).

              Gecomprimeerde archieven kunnen niet geconcateneerd worden.

       -c, --create
              Een nieuw archief creëren. Argumenten geven de namen van bestanden die gearchiveerd moeten worden.
              Mappen worden recursief gearchiveerd, behalve als de --no-recursion werd gebruikt.

       -d, --diff, --compare
              De  verschillen  tussen  archief  en  het  bestandssysteem zoeken. De argumenten zijn optioneel en
              specificeren welke leden te vergelijken. Niet gegeven betekent dat de werkmap wordt gebruikt.

       --delete
              Uit archief verwijderen. De argumenten geven de  namen  van  leden  die  verwijderd  moet  worden.
              Minstens een argument moet opgegeven worden.

              Deze optie werkt niet op gecomprimeerde archieven. Er bestaat geen korte-optie equivalent.

       -r, --append
              Bestanden  toe voegen aan het einde van het archief. Argumenten hebben dezelfde betekenis als voor
              -c (--create).

       -t, --list
              De inhoud van een archief tonen. Argumenten zijn optioneel. Indien opgegeven, dan specificeren  ze
              de te tonen namen van leden.

       --test-label
              Het  volume  label van het archief testen en stoppen. Indien gebruikt zonder argumenten  dan toont
              het het volume label (als er een is) en stopt met de eind waarde 0. Indien een of meer  argumenten
              werden  gegeven  dan vergelijkt tar het volume label met elk argument. Het stopt met code 0 als er
              een overeenkomst werd gevonden en anders met eind  waarde  1.   Er  wordt  geen  uitvoer  getoond,
              behalve in combinatie met de -v (--verbose) optie.

              Er is geen korte optie equivalent voor deze optie.

       -u, --update
              Bestanden  toe  voegen  indien  deze nieuwer zijn dan de overeenkomstige bestanden in het archief.
              Argumenten hebben dezelfde betekenis als bij de -c en -r opties. Merk op  dat  nieuwere  bestanden
              hun oude archief kopieën niet vervangen, maar in plaats daarvan toegevoegd worden aan het eind van
              het  archief.  Het  resulterende  archief  kan  dus  meerdere  leden  met  dezelfde naam bevatten,
              overeenkomende met de verschillende versies van hetzelfde bestand.

       -x, --extract, --get
              Bestanden uit een archief extraheren. Argumenten zijn optioneel. Als gegeven dan  specificeren  ze
              de namen van leden die uitgepakt moeten worden.

       --show-defaults
              Toon de ingebouwde standaard waarden voor de verschillende tar opties en stop.

       -?, --help
              Toon de korte samenvatting van de opties en stop.

       --usage
              Toon de lijst van beschikbare opties en stop.

       --version
              Programma versie tonen en stoppen.

OPTIES

   Werkings aanpassers
       --check-device
              Apparaat nummers controleren tijdens aanmaken van incrementele archieven (standaard).

       -g, --listed-incremental=BESTAND
              Het  nieuwe  GNU-formaat  voor  incrementele  reservekopieën  gebruiken. BESTAND is de naam van de
              momentopname.bestand, waarin tar additionele informatie bewaard die gebruikt wordt om te beslissen
              welke bestanden werden veranderd sinds de vorige incrementele opslag en, die daarom nog  een  keer
              opgeslagen  moet  worden. Als BESTAND niet bestaat tijdens het aanmaken van archief, dan wordt het
              gemaakt en worden alle bestanden toegevoegd aan het resulterende archief (de niveau 0 opslag).  Om
              incrementele archieven van niet-nul niveau N te maken: maak een kopie van het momentopname bestand
              zoals gecreëerd tijdens niveau N-1 en gebruikt het als BESTAND.

              Zowel bij tonen als uitpakken wordt de actuele inhoud van BESTAND niet geinspecteerd, de inhoud is
              alleen  nodig  vanwege  syntactische  redenen.   Daarom  wordt in het dagelijkse gebruik /dev/null
              gebruikt in zijn plaats.

       --hole-detection=METHODE
              METHODE gebruiken om gaten in ijle  bestanden  te  detecteren.  Deze  optie  impliceert  --sparse.
              Geldige  waarden  voor  METHODE  zijn seek en raw. seek is standaard met terugval naar raw wanneer
              deze niet van toepassing is.

       -G, --incremental
              Oude GNU-indeling van incrementele reservekopieën verwerken.

       --ignore-failed-read
              Niet afsluiten met een foutcode bij onleesbare bestanden.

       --level=NUMMER
              Opslag niveau instellen voor aangemaakte vermeldde-incrementele  archieven.  Momenteel  is  alleen
              --level=0  van  betekenis: het instrueert tar om de momentopname af te kappen voor het opslaan, en
              tevens het 0 opslag niveau te forceren.

       -n, --seek
              Aannemen dat het archief doorzoekbaar is.  Normaliter  bepaalt  tar  automatisch  of  een  archief
              doorzocht  kan  worden  of  niet.  Deze  optie is bedoeld om te gebruiken in die gevallen waar die
              herkenning faalt.  Het heeft alleen effect als het archief geopend is om te  lezen  (b.v.  met  de
              --list of --extract opties).

       --no-check-device
              Geen apparaatnummers controleren tijdens aanmaken van incrementele archieven.

       --no-seek
              Aannemen dat het archief niet doorzoekbaar is.

       --occurrence[=AANTAL]
              Alleen  het  AANTALste  voorkomen  van  elk bestand in het archief verwerken. Deze optie is alleen
              geldig in combinatie met een van de subopdrachten  ----delete,  --diff,  --extract  of  --list  én
              wanneer  een lijst van bestanden gegeven is op de opdrachtregel of via optie -T. Standaard: AANTAL
              is 1

       --restrict
              Het gebruik van potentieel gevaarlijke opties of opdrachten uitschakelen.

       --sparse-version=HOOFD[.SUB]
              Versie van het ijle formaat instellen  (impliceert  --sparse).  Deze  optie  impliceert  --sparse.
              Geldige  waarden  voor  de argumenten zijn 0.0, 0.1 en 1.0. Een gedetailleerde discussie over ijle
              formaten is te vinden in appendix D , "Sparse Formats" van de GNU Tar Manual. Bij gebruik  van  de
              info lezer kunt u het vinden m.b.v. het commando: info tar 'Sparse Formats'.

       -S, --sparse
              IJle bestanden efficient behandelen.  Sommige bestanden in het bestandssysteem hebben onbeschreven
              segmenten  (vaak  zijn  dit  database  bestanden  aangemaakt  door DBM systemen. Als deze optie is
              gebruikt dan zal tar voor het archiveren proberen te bepalen of het bestand ijl is, en als dat  zo
              is,  dan  zal  het de grootte van resulterende archief beperken door de lege delen van het bestand
              niet op te slaan.

   Overschrijvingsopties
       Deze opties bepalen acties van tar bij het uitpakken van een  bestand  uit  een  bestaande  kopie  op  de
       schijf.

       -k, --keep-old-files
              Bestaande bestanden bij het uitpakken niet overschrijven.

       --keep-newer-files
              Bestaande bestanden die nieuwer zijn dan die in het archief niet vervangen.

       --keep-directory-symlink
              Bestaande symbolische koppelingen naar mappen behouden bij het uitpakken.

       --no-overwrite-dir
              Metagegevens van bestaande mappen behouden.

       --one-top-level[=MAP]
              Pak alle bestanden uit in MAP, of, indien gebruikt  zonder argument, in een submap genoemd naar de
              basis  naam  van  het  archief  (minus  de  standaard  compressie  achtervoegsels,  herkenbaar aan
              --auto-compress).

       --overwrite
              Bestaande bestanden bij het uitpakken overschrijven.

       --overwrite-dir
              De metagegevens van bestaande mappen bij het uitpakken overschrijven (standaard).

       --recursive-unlink
              Alle bestanden  in de map recursief verwijderen alvorens het archief uit te pakken

       --remove-files
              Bestanden na hun toevoeging aan het archief verwijderen.

       --skip-old-files
              Bij het uitpakken bestaande bestanden niet vervangen; stilletjes overslaan.

       -U, --unlink-first
              Elk bestand verwijderen voor het uit te pakken.

       -W, --verify
              Het archief na het schrijven verifiëren.

   Selecteren van uitvoerkanaal
       --ignore-command-error
              Eind waarden van dochter processen negeren.

       --no-ignore-command-error
              Eind waarden van dochter processen die niet nul zijn als fout behandelen (standaard).

       -O, --to-stdout
              Bestanden uitpakken naar standaard uitvoer.

       --to-command=OPDRACHT
              Sluis uitgepakte bestanden door OPDRACHT. Het argument is de pad naam van  een  extern  programma,
              optioneel  met  commando  regel  argumenten.  Het programma wordt aangeroepen en de inhoud van een
              uitgepakt bestand wordt eraan aangeboden via de standaard  invoer.  Additionele  data  zal  worden
              aangeboden via de volgende omgevingsvariabelen:

              TAR_FILETYPE
                     Type van het bestand. Dit is een enkele letter met de volgende betekenis:

                             f           Normaal bestand
                             d           Map
                             l           Symbolische koppeling
                             h           Harde koppeling
                             b           Blok apparaat
                             c           Teken apparaat

                     Momenteel worden alleen normale bestanden ondersteund.

              TAR_MODE
                     Bestands modus, een octaal getal

              TAR_FILENAME
                     De naam van het bestand.

              TAR_REALNAME
                     Naam van het bestand zoals opgeslagen in het archief.

              TAR_UNAME
                     Naam van de eigenaar van het bestand.

              TAR_GNAME
                     Naam van de groep van het bestand.

              TAR_ATIME
                     Tijd  van  de laatste toegang. Dit is een decimaal getal,  dat het aantal seconden sinds de
                     Epoch voorsteld. Als het archief tijden met nanoseconden  precisie  bevat,  dan  worden  de
                     nanoseconden achter de decimale punt van de tijdstempel toegevoegd.

              TAR_MTIME
                     Tijd van de laatste wijziging.

              TAR_CTIME
                     Tijd van de laatste status verandering.

              TAR_SIZE
                     Grootte van het bestand.

              TAR_UID
                     UID van de eigenaar van het bestand.

              TAR_GID
                     GID van de eigenaar van het bestand.

              Bovendien  bevatten  de  volgende  variabelen  informatie over de werking modus en het archief van
              wordt bewerkt van tar:

              TAR_VERSION
                     GNU tar versie nummer.

              TAR_ARCHIVE
                     De naam van het archief dat tar bewerkt.

              TAR_BLOCKING_FACTOR
                     Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.

              TAR_VOLUME
                     Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij  het  lezen  vaneen  multi-volume
                     archief)

              TAR_FORMAT
                     Indeling van het archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix, ustar, v7.

              TAR_SUBCOMMANDO
                     Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar uitvoert beschrijft.

   Behandeling van bestandskenmerken
       --atime-preserve[=METHODE]
              Toegangstijdsstempels  van  gearchiveerde  bestanden  behouden,  ofwel  door het herstellen van de
              tijdsstempels na het lezen (MANIER=replace, dit is standaard), ofwel  of door de tijdstempels  met
              rust te laten (MANIER=system)

       --delay-directory-restore
              Uitstellen  van  het  zetten  van  permissies  en  tijdstempels  van  uitgepakte mappen tot na het
              uitpakken. Gebruik deze optie om uit te pakken uit een archief met  een  ongebruikelijke  ordening
              van leden.

       --group=NAAM[:GID]
              Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als GID niet opgegeven werd, dan kan NAAM ofwel
              een  gebruikersnaam  ofwel  een  numeriek  GID zijn. In dit geval zal het ontbrekende deel (GID of
              naam) afgeleid worden van de groep database van het systeem.

              Indien gebruikt met --group-map=BESTAND, beïnvloed alleen die bestanden waarvan de  groepseigenaar
              niet voorkomt in BESTAND.

       --group-map=BESTAND
              Lees de groep vertaal tabel uit BESTAND. Lege regels worden genegeerd. Commentaar begint met het #
              teken  en eindigt bij het einde van de regel. Elke niet lege regel in BESTAND bepaald de vertaling
              van een enkele groep. Die regel moet bestaan uit twee  velden,  gescheiden  door  elk  aantal  van
              witruimtes.

              OUDE_GROEP NIEUWE_GROEP[:NIEUW_GID]

              OUDE_GROEP  is  ofwel  een geldige groep ofwel een GID voorafgegaan met +.  Behalve als  NIEUW_GID
              werd gegeven, moet NIEUWE_GROEP ofwel een geldige groepsnaam ofwel een +GID zijn.   Anders  hoeven
              zowel NIEUWE_GROEP als NIEUW_GID niet vermeld te worden in de groep database van het systeem.

              Het  resultaat  is  dat  elk  invoer bestand met groep eigenaar OUDE_GROEP opgeslagen wordt in het
              archief met groep eigenaar NIEUWE_GROEP en GID NIEUW_GID.

       --mode=WIJZIGINGEN
              Toegevoegde bestanden krijgen (symbolische) WIJZIGINGEN in hun modus.

       --mtime=DATUM-OF-BESTAND
              Stel de mtime in voor toegevoegde  bestanden.  DATE-OR-FILE  is  ofwel  een  datum/tijd  in  bijna
              willekeurig formaat, of de naam van een bestand bestand. In het laatste geval zal de mtime van dat
              bestand gebruikt worden.

       -m, --touch
              Bestandswijzigingstijden niet uitpakken.

       --no-delay-directory-restore
              Het effect van de optie --delay-directory-restore ongedaan maken.

       --no-same-owner
              Bestanden uitpakken als uzelf (standaard voor gewone gebruikers).

       --no-same-permissions
              De  umask  van  de  gebruiker  toepassen  bij het uitpakken van bestandspermissies (standaard voor
              gewone gebruikers).

       --numeric-owner
              Altijd getallen gebruiken voor gebruikers- en groepsnamen.

       --owner=NAAM[:UID]
              Forceer NAAM als groep voor toegevoegde bestanden. Als UID niet opgegeven werd, dan kan NAAM ofwel
              een gebruikersnaam ofwel een numeriek UID zijn. In dit geval zal  het  ontbrekende  deel  (UID  of
              naam) afgeleid worden van de groep database van het systeem.

              Indien  gebruikt  met  --owner-map=BESTAND,  dan  worden alleen die bestanden beïnvloed waarvan de
              eigenaar niet voorkomt in BESTAND.

       --owner-map=BESTAND
              Lees de eigenaar vertaal tabel uit BESTAND. Lege regels worden genegeerd.  Commentaar  begint  met
              het  #  teken  en  eindigt  bij het einde van de regel. Elke niet lege regel in BESTAND bepaald de
              vertaling van een enkele UID. Die regel moet bestaan uit twee velden, gescheiden door  elk  aantal
              van witruimtes.

              OUDE_EIGENAAR NIEUWE_EIGENAAR[:NIEUW_UID]

              OUDE_EIGENAAR  is  ofwel  een  geldige  gebruiker  ofwel een UID voorafgegaan met  +.  Behalve als
              NIEUW_UID werd gegeven, moet NIEUWE_EIGENAARP ofwel een geldige gebruiker  ofwel  een  +UID  zijn.
              Anders hoeven zowel NIEUWE_EIGENAARP als NIEUW_UID niet vermeld te worden in de gebruiker database
              van het systeem.

              Het  resultaat  is  dat  elk  invoer  bestand  van gebruiker OUDE_EIGENAAR opgeslagen wordt in het
              archief  onder gebruiker NIEUWE_EIGENAAR en UID NIEUW_UID.

       -p, --preserve-permissions, --same-permissions
              Bestanden uitpakken met dezelfde eigenaar als in het archief (standaard voor root)

       --same-owner
              Bestanden proberen uit te pakken met dezelfde eigenaar als in het archief (standaard voor root).

       -s, --preserve-order, --same-order
              Vertel tar dat de lijst van namen om te  bewerken  is  gesorteerd  in  dezelfde  volgorde  als  de
              bestanden in het archief.

       --sort=VOLGORDE
              Bij  het  aanmaken van een archief, sorteer inschrijvingen in de map volgens VOLGORDE, dat een van
              none, name, of inode is.

              De standaard is --sort=none, dat slaat archief leden in dezelfde volgorde op zoals  terug  gegeven
              door het besturingssysteem.

              Gebruik  van --sort=name zorgt ervoor dat de volgorde van leden in het gemaakte archief uniform en
              reproduceerbaar is.

              Gebruik van --sort=inode verminderd het aantal zoek operaties op de schijf die worden gemaakt  bij
              het  aanmaken  van  het  archief en kan daarom het archiveren aanzienlijk versnellen. Deze sorteer
              volgorde wordt alleen ondersteund indien het  onderliggende  systeem  de  noodzakelijk  informatie
              aanlevert.

   Uitgebreide bestandskenmerken
       --acls Ondersteuning voor POSIX ACL's inschakelen.

       --no-acls
              Ondersteuning voor POSIX ACL's uitschakelen.

       --selinux
              Ondersteuning voor SELinux-contexten inschakelen.

       --no-selinux
              Ondersteuning voor SELinux-contexten uitschakelen.

       --xattrs
              Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken inschakelen.

       --no-xattrs
              Ondersteuning voor uitgebreide kenmerken uitschakelen.

       --xattrs-exclude=PATROON
              Specificeert  het  uitsluit  patroon  van xattr sleutels. PATROON is een reguliere expressie, b.v.
              --xattrs-exclude='^user.' om alleen attributen uit de gebruikersnaam ruimte te bevatten.

       --xattrs-include=PATROON
              Patroon van te gebruiken xattr-sleutels. PATROON is een reguliere expressie.

   Apparaat selectie en -wisseling
       -f, --file=ARCHIEF
              Gebruik het archief bestand of apparaat ARCHIEF. Als deze optie niet opgegeven werd, dan  zal  tar
              eerst de omgevingsvariable 'TAPE' bekijken. Als deze gezet is, dan zal zijn waarde gebruikt worden
              als  archief  naam.  Anders  zal  tar  de  ingebouwde standaard gebruiken. De standaard waarde kan
              bekeken worden door gebruik van de --show-defaults optie, of aan  het  einde  van  de  tar  --help
              uitvoer.

              Een archief naam met een dubbele punt erin, specificeert een bestand of een apparaat op een andere
              computer. Het deel vóór de dubbele punt wordt geïnterpreteerd als computernaam of IP adres, en het
              deel achter de dubbele punt als bestand of apparaat padnaam, b.v.:

              --file=remotehost:/dev/sr0

              Een  optionele  gebruikersnaam  mag voorafgegaan worden door een hostnaam, door er een @ tussen te
              plaatsen.

              Standaard kan de andere computer benaderd worden met het  rsh(1)  commando.  Tegenwoordig  is  het
              gewoond  om in plaats daarvan ssh(1) te gebruiken. U kunt dit ook doen met de volgende optie op de
              commando regel:

              --rsh-command=/usr/bin/ssh

              Op de andere computer moet het commando rmt(8) geïnstalleerd zijn. Als  daarvan  de  padnaam  niet
              overeenkomt  met  de  standaard  van  tar,  dan  kunt u de juiste padnaam aan tar laten weten door
              gebruik van de --rmt-command optie.

       --force-local
              Archiefbestand is lokaal, zelfs als het een dubbele punt bevat.

       -F, --info-script=OPDRACHT, --new-volume-script=OPDRACHT
              Voer COMMANDO uit aan het eind van elke band (impliceert -M. Het commando mag argumenten bevatten.
              Bij de start zal het de omgeving van tar erven en daarenboven de volgende variabelen:

              TAR_VERSION
                     GNU tar versie nummer.

              TAR_ARCHIVE
                     De naam van het archief dat tar bewerkt.

              TAR_BLOCKING_FACTOR
                     Huidige blok factor, m.a.w. het aantal 512-byte blokken in een record.

              TAR_VOLUME
                     Ordinaal getal van het volume dat tar verwerkt (gezet bij  het  lezen  vaneen  multi-volume
                     archief)

              TAR_FORMAT
                     Indeling van het archief dat verwerkt wordt. Een van: gnu, oldgnu, posix, ustar, v7.

              TAR_SUBCOMMANDO
                     Een korte optie (met voorafgaand streepje) die de operatie die tar uitvoert beschrijft.

              TAR_FD Bestands  beschrijving  die  gebruikt  kan worden om de nieuwe volume naam aan tar te laten
                     weten.

              Als het info script faalt dan stopt tar; anders begint het het volgende volume te schrijven.

       -L, --tape-length=N
              Verander band na het  schrijven  van  Nx1024  bytes.  Indien  N  gevolgd  werd  door  een  grootte
              achtervoegsel   (zie  subsectie  Size  suffixes  hieronder),  dan  bepaald  het  achtervoegsel  de
              vermenigvuldigingsfactor in plaats van 1024.

              Deze optie impliceert -M.

       -M, --multi-volume
              Meerdelig archief aanmaken/opsommen/uitpakken.

       --rmt-command=OPDRACHT
              Gebruik COMMANDO in plaats van rmt bij het benaderen van archieven op  andere  computers.  Zie  de
              beschrijving van de -f optie, hierboven.

       --rsh-command=OPDRACHT
              Gebruik  COMMANDO  in  plaats  van rsh bij het benaderen van archieven op andere computers. Zie de
              beschrijving van de -f optie, hierboven.

       --volno-file=BESTAND
              Indien deze optie gebruikt wordt samen met --multi-volume, dan zal tar bijhouden welk  volume  van
              een multi-volume archief het bewerkt in BESTAND.

   Blokverwerking
       -b, --blocking-factor=BLOKKEN
              Stel de grootte van een record in op BLOKKENx512 bytes.

       -B, --read-full-records
              Accepteer niet-complete invoer records na de einde-bestand markering bij tonen of uitpakkken

       -i, --ignore-zeros
              Negeer  blokken  met  nullen  in  het archief. Normaliter betekenen twee opeenvolgende 512-blokken
              gevuld met nullen EOF en tar stopt dan met lezen  na  deze  tegen  gekomen  te  zijn.  Deze  optie
              instrueert  het om door te lezen en is nuttig bij het lezen van archieven die met de -A optie zijn
              aangemaakt.

       --record-size=AANTAL
              Set de record grootte in. AANTAL is het aantal bytes per record. Het moet een  meervoud  zijn  van
              512.  Het  mag  gevolgd  worden  door  een  grootte achtervoegsel, e.g. --record-size=10K, voor 10
              Kilobytes.  Zie de subsectie grootte achtervoegsel, voor een lijst met geldige achtervoegsels.

   Archiefindelingskeuze
       -H, --format=FORMAAT
              een archief maken in het gekozen formaat. Geldige formaten zijn:

              gnu    GNU-indeling van tar 1.13.x

              oldgnu GNU-indeling van tar <= 1.12.

              pax, posix
                     POSIX 1003.1-2001 (pax-indeling).

              ustar  POSIX 1003.1-1988 (ustar-indeling).

              v7     Oude V7 tar-indeling.

       --old-archive, --portability
              Hetzelfde als --format=v7.

       --pax-option=sleutelwoord[[:]=waarde][,sleutelwoord[[:]=waarde]]...
              Bepaal pax sleutelwoorden bij aanmaken van PAX archieven (-H pax).  Deze optie is equivalent´  aan
              de -o van het pax(1) hulpprogramma.

       --posix
              Hetzelfde als --format=posix.

       -V, --label=TEKST
              Een  archief  met de volume naam TEKST maken; bij opsommen/uitpakken TEKST als zoekpatroon voor de
              volume naam gebruiken.

   Compressie-opties
       -a, --auto-compress
              Compressieprogramma afleiden uit het archief achtervoegsel.

       -I, --use-compress-program=OPDRACHT
              Filter data met behulp van COMMANDO. Dit moet de -d optie  om  te  decomprimeren  accepteren.  Het
              argument mag commando regel opties bevatten.

       -j, --bzip2
              Het archief door bzip2(1) filteren.

       -J, --xz
              Het archief door xz(1) filteren.

       --lzip Het archief door lzip(1) filteren.

       --lzma Het archief door lzma(1) filteren.

       --lzop Het archief door lzop(1) filteren.

       --no-auto-compress
              Compressieprogramma niet afleiden uit archief achtervoegsel.

       -z, --gzip, --gunzip, --ungzip
              Het archief door gzip(1) filteren.

       -Z, --compress, --uncompress
              Het archief door compress(1) filteren.

       --zstd Het archief door zstd(1) filteren.

   Lokale bestandskeuze
       --add-file=BESTAND
              Het gegeven BESTAND aan het archief toevoegen (handig als de naam begint met een '-').

       --backup[=MANIER]
              Reservekopie maken voor verwijderen. Het MANIER argument, indien gegeven, bepaalt het reservekopie
              beleid. Geldige waarden zijn:

              none, off
                     Nooit reservekopieën maken.

              t, numbered
                     Genummerde reservekopieën maken.

              nil, existing
                     Genummerde reservekopieën maken als ze al bestaan, anders eenvoudige reservekopieën.

              never, simple
                     Altijd eenvoudige reservekopieën maken

              Als  MANIER  niet  werd  opgegeven,  dan  zal  de  waarde van de VERSION_CONTROL omgevingsvariable
              genomen worden. Als hij niet is gezet dan wordt existing aangenomen.

       -C, --directory=MAP
              Verander naar MAP voor het uitvoeren van elke  bewerking.  Deze  optie  is  volgorde  afhankelijk,
              m.a.w. hij beïnvloed alle volgende opties.

       --exclude=PATROON
              Sluit bestanden die passen op PATROON uit, een glob(3)-stijl jokerteken patroon.

       --exclude-backups
              Reservekopieën en vergrendelingsbestanden uitsluiten.

       --exclude-caches
              Inhoud van mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.

       --exclude-caches-all
              Mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten, behalve CACHEDIR.TAG zelf.

       --exclude-caches-under
              Alles onder mappen die CACHEDIR.TAG bevatten uitsluiten.

       --exclude-ignore=BESTAND
              Voor  dumpen  van een map, kijk of hij BESTAND bevat. Als dit zo is, lees dan de uitsluit patronen
              van die bestand. De patronen beïnvloeden alleen de map zelf.

       --exclude-ignore-recursive=BESTAND
              Gelijk aan --exclude-ignore, behalve dat patronen uit BESTAND zowel  de  map  als  zijn  submappen
              beïnvloeden.

       --exclude-tag=BESTAND
              Inhoud van mappen die BESTAND bevatten uitsluiten, behalve BESTAND zelf.

       --exclude-tag-all=BESTAND
              Mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.

       --exclude-tag-under=BESTAND
              Alles onder de mappen die BESTAND bevatten uitsluiten.

       --exclude-vcs
              Systeemmappen van versiebeheer uitsluiten.

       --exclude-vcs-ignores
              Sluit  bestanden  uit  die  passen  op  patronen  gelezen  uit  VCS-specifieke  negeer  bestanden.
              Ondersteunde bestanden zijn:  .cvsignore, .gitignore, .bzrignore, en .hgignore.

       -h, --dereference
              Symbolische koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.

       --hard-dereference
              Harde koppelingen volgen; de bestanden waar ze naar verwijzen archiveren.

       -K, --starting-file=LID
              Begin bij dit LID van het archief

       --newer-mtime=DATUM
              Bewerk bestanden waarvan de data is veranderd na DATUM. Als DATUM begint met / of . dan wordt deze
              aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt dan gebruikt als  de datum.

       --no-null
              Het resultaat van de vorige --null-optie ongedaan maken.

       --no-recursion
              Niet automatisch afdalen in mappen.

       --no-unquote
              Geen aanhalingstekens verwijderen rond namen van invoerbestand of van leden.

       --no-verbatim-files-from
              Behandel elke regel gelezen uit een lijst in een bestand alsof deze werd gegeven  op  de  commando
              regel.  M.a.w.  voorafgaande  of  nakomende  witruimtes  worden verwijderd en, als de resulterende
              tekenreeks begint met een streepje dan wordt deze behandeld als een tar commando regel optie.

              Dit is standaard gedrag. De --no-verbatim-files-from optie is voorzien als een manier om het terug
              te zetten na de --verbatim-files-from optie.

              Die optie is optioneel: het beïnvloed alle  --files-from  opties  die  erna  komen,   tot  aan  de
              --verbatim-files-from optie of aan einde van de regel, welke het eerst voorkomt.

              Dit werd geïmpliceerd door de --no-null optie.

       --null Instrueert  volgende  -T opties om met nul afgesloten namen letterlijk te lezen (schakelt speciale
              afhandeling van namen die beginnen met een streepje uit).

              Zie ook --verbatim-files-from.

       -N, --newer=DATUM, --after-date=DATUM
              Sla alleen bestanden op die nieuwer zijn dan DATUM. Als DATUM begint met een / of . dan wordt deze
              aangezien voor een bestandsnaam; de mtime van dat bestand wordt dan gebruikt als  de datum.

       --one-file-system
              In het lokale bestandssysteem blijven bij maken van archief.

       -P, --absolute-names
              Voorafgaande '/' niet uit bestandsnamen verwijderen bij aanmaken van archieven.

       --recursion
              Recursief in mappen afdalen (standaard).

       --suffix=TEKENREEKS
              Voor  verwijderen  een  reservekopie  maken.  Met   ~  als  achtervoegsel,  tenzij  deze  door  de
              omgevingsvariable SIMPLE_BACKUP_SUFFIX werd  veranderd.

       -T, --files-from=BESTAND
              Namen van in of uit te pakken bestanden uit BESTAND halen.

              Behalve  als anders opgegeven, BESTAND moet een lijst van bestanden bevatten gescheiden door ASCII
              LF (m.a.w. een naam per regel). De gelezen namen  worden  net  zo  behandeld  als  commando  regel
              argumenten.  Ze  ondergaan het verwijderen van aanhalingstekens en opsplitsen van woorden, en elke
              tekenreeks die begint met - wordt gezien als een tar commando regel optie.

              Als dit gedrag niet gewenst is dan kan het worden uitgezet met de --verbatim-files-from optie.

              De --null optie instrueert tar dat namen in BESTAND zijn gescheiden door een ASCII NUL  teken,  in
              plaats van een LF. Dat is handig als de lijst werd gemaakt met het find(1)  -print0 predicaat.

       --unquote
              Aanhalingstekens verwijderen rond bestand of namen van leden (standaard).

       --verbatim-files-from
              Behandelt  elke  regel verkregen van een bestandslijst als een bestandsnaam, zelfs als deze begint
              met een streepje. Bestandslijsten worden opgegeven met de --files-from (-T)  optie. Het  standaard
              gedrag  is  om de namen uit de opgegeven lijst te behandelen alsof ze werden getikt op de commando
              regel, m.a.w. alle namen  die  beginnen  met  een  streepje  worden  gezien  als  tar  opties.  De
              --verbatim-files-from optie schakelt dit gedrag uit.

              Deze  optie  beïnvloed alle --files-from opties die hierna komen op de commando regel. Zijn effect
              wordt ongedaan gemaakt door de --no-verbatim-files-from optie.

              Deze optie is in begrepen in de  --null optie.

              Zie ook --add-file.

       -X, --exclude-from=BESTAND
              Sluit bestanden uit waarvan de patronen passen op die zoals opgesomd in BESTAND

   Bestandsnaam-transformaties
       --strip-components=AANTAL
              Dit AANTAL leidende componenten uit bestandsnamen verwijderen.

       --transform=EXPRESSIE, --xform=EXPRESSIE
              Deze vervangings-EXPRESSIE gebruiken om bestandsnamen met 'sed' te transformeren.

   Bestandsaanmaak-opties
       Bestandsnaam selectie-opties (voor zowel in- als uitsluitingpatronen):

       --anchored
              Patronen komen overeen met begin van bestandsnaam.

       --ignore-case
              Verschil tussen hoofd- en kleine letters negeren.

       --no-anchored
              Patronen komen overeen met alles na een / (is standaard bij uitsluiting).

       --no-ignore-case
              Hoofdlettergevoelige vergelijking (standaard).

       --no-wildcards
              Exacte tekenreeksvergelijking.

       --no-wildcards-match-slash
              Jokertekens komen niet overeen met /.

       --wildcards
              Jokertekens gebruiken (is standaard bij uitsluiting).

       --wildcards-match-slash
              Jokertekens komen overeen met / (is standaard bij uitsluiting).

   Informatieve uitvoer
       --checkpoint[=N]
              Voortgangsberichten tonen voor elk Nste record (standaard 10).

       --checkpoint-action=ACTIE
              Bij elk controlepunt deze ACTIE uitvoeren.

       --clamp-mtime
              Tijdsstempel alleen zetten wanneer het bestand recenter is dan wat gegeven is met --mtime

       --full-time
              Bestandstijden in volledige resolutie tonen.

       --index-file=BESTAND
              Gedetailleerde uitvoer naar BESTAND sturen.

       -l, --check-links
              Een bericht tonen als niet alle links gearchiveerd werden.

       --no-quote-chars=TEKST
              De tekens in TEKST niet aanhalen.

       --quote-chars=TEKST
              Ook de tekens in TEKST aanhalen.

       --quoting-style=STIJL
              Stel aanhalingstekens stijl in voor bestands- en ledennamen.  Geldige  waarden  voor   STIJL  zijn
              literal, shell, shell-always, c, c-maybe, escape, locale, clocale.

       -R, --block-number
              Bloknummer binnen archief tonen bij elk bericht.

       --show-omitted-dirs
              Bij opsommen of uitpakken: elke map opsommen die niet aan zoekcriteria voldoet.

       --show-transformed-names, --show-stored-names
              Bestands- of archiefnamen na transformatie tonen door --strip en --transform opties.

       --totals[=SIGNAAL]
              Na  verwerking van het archief het totaal aantal bytes printen. Als een argument gegeven werd, dan
              het totaal aantal bytes printen als dit SIGNAAL ontvangen werd. Mogelijke signalen  zijn:  SIGHUP,
              SIGQUIT, SIGINT, SIGUSR1, en SIGUSR2. Het SIG voorvoegsel mag weg gelaten worden.

       --utc  Bestandswijzigingstijden in UTC tonen.

       -v, --verbose
              Uitgebreid  tonen  van de lijst van bewerkte bestanden. Elke gebruik van deze optie op de commando
              regel verhoogt het niveau met een. Het maximum niveau is 3.   Voor  een  gedetailleerde  discussie
              over  hoe  de  verschillende  niveau´s  de  uitvoer  van  tar  beïnvloeden,  lees  dan  de GNU Tar
              Handleiding, subsectie 2.5.2 "De --verbose Optie".

       --warning=SLEUTELWOORD
              Schakel waarschuwingsberichten geïdentificeerd door SLEUTELWOORD in of uit.  De  berichten  worden
              onderdrukt als SLEUTELWOORD wordt voorafgegaan door no- anders ingeschakeld.

              Meerdere --warning berichten verzamelen.

              Sleutelwoorden die de algemene tar werking bepalen:

              all    Schakel alle waarschuwingen in. Dit is de standaard.

              none   Schakel alle waarschuwingen uit.

              filename-with-nuls
                     "%s: gelezen bestandsnaam bevat een NUL-teken"

              alone-zero-block
                     "Een los blok met nullen op %s"

              Sleutelwoorden van toepassing voor tar --create

              cachedir
                     "%s: map bevat cache-markering %s; %s"

              file-shrank
                     "%s: Bestand is gekrompen met %s byte; aangevuld met nullen"

              xdev   "%s: bestand staat op een ander bestandssysteem; niet gearchiveerd"

              file-ignored
                     "%s: Onbekende bestandssoort; bestand genegeerd"
                     "%s: socket genegeerd"
                     "%s: deur genegeerd"

              file-unchanged
                     "%s: bestand is ongewijzigd; niet gearchiveerd"

              ignore-archive
                     "%s: archief kan niet zichzelf bevatten; niet gedumped"

              file-removed
                     "%s: Bestand werd verwijderd voordat het gelezen kon worden"

              file-changed
                     "%s: bestand is gewijzigd tijdens het lezen"

              failed-read
                     Onderdrukt  waarschuwingen  over  niet  leesbare  bestande   of mappen. Die sleutelwoord is
                     alleen van toepassing indien het samen met de --ignore-failed-read optie gebruikt wordt.

              Sleutelwoorden van toepassing voor tar --extract

              existing-file
                     "%s: bestaand bestand wordt overgeslagen"

              timestamp
                     "%s: onwaarschijnlijk oud tijdsstempel %s"
                     "%s: tijdsstempel %s ligt %s seconden in de toekomst"

              contiguous-cast
                     "Aaneengesloten bestanden worden uitgepakt als gewone bestanden"

              symlink-cast
                     "Poging om symbolische koppelingen als harde koppelingen uit te pakken..."

              unknown-cast
                     "%s: Onbekende bestandssoort '%c'; uitgepakt als gewoon bestand"

              ignore-newer
                     "Huidige %s is nieuwer of even oud"

              unknown-keyword
                     "Genegeerd: onbekend sleutelwoord '%s' in uitgebreide kop"

              decompress-program
                     Bepaalt uitgebreide beschrijving van  fouten  die  optreden  wanneer  geprobeerd  wordt  om
                     alternatieve  decompressie  programma´s  uit  te  voeren.  Deze  waarschuwing is  standaard
                     uitgeschakeld (behalve als --verbose werd gebruikt. Een gebruikelijk voorbeeld  van  wat  u
                     kunt zien bij het optreden van deze waarschuwing is:

                     $ tar --warning=decompress-program -x -f archive.Z
                     tar (child): cannot run compress: No such file or directory
                     tar (child): trying gzip

                     Dit  betekent  dat  tar  eerst  probeerde  om  archive.Z  te decomprimeren door compress te
                     gebruiken, en nadat dat faalde, gzip gebruikte.

              record-size
                     "Recordgrootte = %lu blokken"

              Sleutelwoorden die incrementele extractie bepalen:

              rename-directory
                     "%s: Map is hernoemd van %s"
                     "%s: Map is hernoemd"

              new-directory
                     "%s: Map is nieuw"

              xdev   "%s: Map staat op een ander bestandssysteem; niet leeggemaakt"

              bad-dumpdir
                     "Onjuiste archiveringsmap: 'X' is nergens gebruikt"

       -w, --interactive, --confirmation
              Bij elke actie om toestemming vragen.

   Compatibiliteitsopties
       -o     Bij aanmaken, hetzelfde als --old-archive. Bij uitpakken, hetzelfde als --no-same-owner.

   Grootte achtervoegsels.
               Achtervoegsel                     EenheidByte Equivalent
               b         Blokken                 SIZE x 512
               B         Kilobytes               SIZE x 1024
               c         Bytes                   SIZE
               G         Gigabytes               SIZE x 1024^3
               K         Kilobytes               SIZE x 1024
               k         Kilobytes               SIZE x 1024
               M         Megabytes               SIZE x 1024^2
               P         Petabytes               SIZE x 1024^5
               T         Terabytes               SIZE x 1024^4
               w         Woorden                 SIZE x 2

EIND WAARDE

       Tar eind code geeft aan of het de gevraagde operatie succesvol kon  beëindigen,  en  indien  niet,  welke
       soort fout optrad.

       0      Succesvolle beëindiging.

       1      Sommige  bestanden  verschillen.  Indien  tar gestart werd met de --compare (--diff, -d)  commando
              regel optie, betekent dit dat sommige bestanden in het archief verschillen van hun tegenhanger  op
              de  schijf.   Als  tar was gestart met een van --create, --append of --update opties, dan betekent
              deze eind code  dat bestanden zijn  verandert  terwijl  ze  werden  ingepakt  en  dat  daarom  het
              resulterende archief geen exacte kopie van de bestanden bevat.

       2      Fatal error. Dit betekent dat een fatale, onoverkomelijke fout optrad.

       Als een subproces dat werd gestart door tar eindigde met een niet-nul eind code, dan zal tar ook eindigen
       met  deze  code.   Dit kan bij voorbeeld gebeuren, als een compressie optie (b.v. -z werd gebruikt en het
       externe compressie programma faalde. Een ander voorbeeld is het falen van rmt gedurende het backupen naar
       een andere computer.

ZIE OOK

       bzip2(1), compress(1), gzip(1), lzma(1), lzop(1), rmt(8), symlink(7), xz(1), zstd(1).

       De volledige tar handleiding: voer info tar uit of gebruikt emacs(1) info modus om het te lezen.

       Online kopieën van de GNU tar documentatie in diverse formaten zijn te vinden op:

           https://www.gnu.org/software/tar/manual

BUG RAPPORTEN

       Rapporteer  gebreken  in  het  programma  aan  <bug-tar@gnu.org>;  meld  fouten  in  de   vertaling   aan
       <vertaling@vrijschrift.org>.

COPYRIGHT

       Copyright © 2023 Free Software Foundation, Inc.
       Licentie GPLv3+: GNU GPL versie 3 of later <http://gnu.org/licenses/gpl.html>
       Dit  is  vrije  software:  u  mag  het  vrijelijk wijzigen en verder verspreiden. Deze software kent GEEN
       GARANTIE, voor zover de wet dit toestaat.

VERTALING

       De   Nederlandse   vertaling   van   deze   handleiding   is   geschreven    door    Mario    Blättermann
       <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>

       Deze  vertaling  is  vrije  documentatie;  lees  de GNU General Public License Version 3 of later over de
       Copyright-voorwaarden. Er is geen AANSPRAKELIJKHEID.

       Indien U fouten in de vertaling van deze handleiding zou  vinden,  stuur  een  e-mail  naar  debian-l10n-
       dutch@lists.debian.org.

TAR                                               11 juli 2022                                            TAR(1)