Provided by: manpages-nl_4.27.0-1_all bug

NAAM

       find - zoek bestanden in een hiërarchie van mappen

SAMENVATTING

       find [-H] [-L] [-P] [-D debugopts] [-Olevel] [begin-punt..] [expressie]

BESCHRIJVING

       Deze  handleiding  documenteert  de  GNU  versie  van  find. GNU find door zoekt de mappen boom vanaf elk
       opgegeven startpunt terwijl het de expressie van links naar rechts evalueert, volgens de  voorrangsregels
       (zie  sectie  OPERATORS),  totdat de uitkomst bekend is (de linker kant is onwaar voor en operaties, waar
       voor of, vanaf welk punt find naar de volgende bestandsnaam springt. Als geen  startpunt  werd  opgegeven
       dan wordt  `.' aangenomen.

       Als  u find gebruikt in een omgeving waar veiligheid belangrijk is (bijvoorbeeld als u het gebruikt om te
       zoeken naar mappen die schrijfbaar zijn door andere gebruikers), dan wordt  u  aangeraden  het  hoofdstuk
       "Veiligheids Overwegingen" uit de findutils documentatie te lezen, dat Bestanden Zoeken heet en onderdeel
       is  van  findutils.  Dat document bevat ook meer details en discussie dan deze handleiding, daarom zult u
       dat mogelijk een betere bruikbare bron van informatie vinden.

OPTIES

       De  -H,  -L  en  -P  opties  bepalen  de  behandeling  van  symbolische  koppelingen.  Argumenten  op  de
       commando-regel  die deze volgen, worden geïnterpreteerd  als namen van bestanden of mappen die onderzocht
       moeten worden,  tot en met het eerste argument dat begint met een `-', of het argument `('  of  `!'.  Dit
       argument  en  de  volgende  argumenten worden gezien als een expressie die beschrijft wat er gezocht moet
       worden. Als geen paden opgegeven werden, dan wordt de  huidige  map  gebruikt.  Is  geen  expressie  werd
       opgegeven,  dan  wordt  de  print  expressie  gebruikt  (hoewel  u  in  elk geval beter print0 zou moeten
       gebruiken).

       Deze handleiding spreekt over 'opties' in een lijst van expressies. Deze opties bepalen  het  gedrag  van
       find  maar worden onmiddellijk na de laatste padnaam opgegeven.  De vijf 'echte' opties -H, -L, -P, -D en
       -O moeten opgegeven worden vóór de eerste padnaam, of in het geheel niet. Een dubbel streepje,  --,   zou
       theoretisch  kunnen worden gebruikt om resterende argumenten aan te duiden die geen opties zijn, maar dat
       werkt niet echt vanwege de manier waarop find het einde van het volgende pad argument bepaald:  het  doet
       dit  door  te  lezen totdat een expressie volgt (die ook start met een '-'). Welnu,  als een pad argument
       zou beginnen met een '-' dan zou find het in plaats van een pad behandelen als een expressie argument. Om
       u ervan te verzekeren dat alle startpunten als zodanig herkend worden, en speciaal om  te  voorkomen  dan
       jokertekens patronen worden geëxpandeerd door de aanroepende shell per ongeluk als een expressie argument
       behandeld  worden, is het in het algemeen veiliger om de jokertekens of dubieuze padnamen vooraf te laten
       gaan door hetzij een './' hetzij  een  absolute  padnaam  te  gebruiken  die  begint  met  een  '/'.  Als
       alternatief  is  het  in  het  algemeen  veiliger maar niet overdraagbaar om de GNU optie -files0-from te
       gebruiken om willekeurige begin punten mee te geven an find.

       -P     Volg nooit symbolische  koppelingen.  Dit  is  standaard  gedrag.   Indien  find  informatie  over
              bestanden  onderzoekt  of  toont,  en  het bestand zelf een symbolische koppeling is, dan wordt de
              informatie van de eigenschappen van de symbolische koppeling zelf genomen.

       -L     Volg symbolische koppelingen. Indien find informatie over bestanden onderzoekt of toont, dan wordt
              deze informatie uit de eigenschappen van het bestand waar de koppeling naar  wijst  getoond,  niet
              van  de  koppeling  zelf  (behalve als het een defecte symbolische koppeling is of find is niet in
              staat het bestand waar de koppeling naar  wijst  te  onderzoeken).  Het  gebruik  van  deze  optie
              impliceert  -noleaf.  Als  u  later de -P optie gebruikt, dan is -noleaf nog steeds geldig. Als -L
              geldig is en find vindt een symbolische koppeling naar een onder-map tijdens het zoeken, dan wordt
              de onder-map aangewezen door de symbolische koppeling doorzocht.

              Indien de -L optie werd gebruikt, dan zal het -type predicaat altijd passen op  het  type  bestand
              waar  een  symbolische  koppeling  naar  wijst  in  plaats  van  de koppeling zelf (behalve als de
              symbolische koppeling defect is). Acties die ervoor  kunnen  zorgen  dat  symbolische  koppelingen
              defect  raken  terwijl  find  wordt uitgevoerd (b.v. delete kunnen aanleiding geven tot verwarrend
              gedrag. -L gebruiken zorgt ervoor dat de -lname en -ilname predicaten altijd onwaar retourneren.

       -H     Volg symbolische koppelingen niet, behalve tijdens het verwerken van de argumenten op de  commando
              regel. Zodra find informatie over bestanden onderzoekt of afdrukt, zal deze ontnomen worden uit de
              eigenschappen  van  de  symbolische  koppeling zelf. De enige uitzondering op de gedrag is als het
              bestand opgegeven op de commando regel een symbolische koppeling is en  de  koppeling  kan  worden
              bevestigd.  In  deze situatie wordt de informatie gebruikt waar de koppeling naar wijst (m.a.w. de
              koppeling wordt gevolgd). De informatie over de koppeling zelf  wordt  gebruikt  om  op  terug  te
              vallen  indien  het  door  de koppeling aangewezen bestand niet onderzocht kan worden. Als -H werd
              gebruikt en een van de, op de commando regel opgegeven, paden is een  symbolische  koppeling  naar
              een  map, dan zal de inhoud van deze map worden onderzocht (hoewel natuurlijk --maxdepth 0 dit zou
              voorkomen).

       Als meer dan een van  -H, -L en -P  werd opgegeven, dan vervangt de een alle andere; de laatste optie die
       op de commando regel werd opgegeven wordt gezet. Omdat dat de standaard is, moet men ervan uitgaan dat de
       -P optie gezet is, behalve als of -H of -L werd opgegeven.

       GNU find 'stat' bestanden frequent tijdens het verwerken van de commando regel zelf, vóór dat enig zoeken
       begonnen is. Deze opties beïnvloeden ook hoe de argumenten verwerkt worden. Zo zijn er een aantal  testen
       die bestanden opgegeven op de commando regel vergelijken met een bestand dat we onderzoeken. In elk geval
       zal  het  bestand  worden  onderzocht  en sommige van zijn eigenschappen worden bewaard. Als het genoemde
       bestand een symbolische koppeling is, en de -P optie is gezet (of als noch -H noch -L werden gezet),  dan
       wordt  de  informatie  gebruikt  voor  de  vergelijking  genomen  van de eigenschappen van de symbolische
       koppeling. Anders wordt deze genomen van de eigenschappen van het bestand waar de koppeling  naar  wijst.
       Als  find  de  koppeling  niet kan volgen (omdat het b.v. onvoldoende rechten heeft of omdat hij naar een
       niet bestaand bestand wijst) dan worden de eigenschappen van de koppeling zelf gebruikt.

       Als of de -H of -L optie gezet is, dan wordt elke symbolische koppeling gegeven door het volgen  van  het
       argument  van  -newer,  en  wordt  de  tijdstempel  gehaald van het bestand waar de koppeling naar wijst.
       Dezelfde consideratie is van toepassing op  -newerXY, -anewer en -cnewer.

       De -follow optie heeft een vergelijkbaar effect als -L, hoewel het in effect treed vanaf  het  punt  waar
       deze verschijnt (dit betekent, als -L niet werd gebruikt maar -follow wel, elke symbolische koppeling die
       verschijnt ná -follow op de commando regel gevolgd en die er vóór niet).

       -D debugopts
              Toon  diagnostische  informatie;  dit kan behulpzaam zijn om problemen  te onderzoeken indien find
              niet doet  wat  u   wilt.   De  lijst  van  debug  opties  moet  gescheiden  worden  met  komma´s.
              Compatibiliteit  van de debug opties is neit gegarandeerd tussen uitgaven van findutils.  Zie voor
              de complete lijst van debug opties de uitvoer van find -D help.  Geldige debug opties zijn

              exec   Toon diagnostische informatie over -exec, -execdir, -ok en -okdir

              opt    Toon diagnostische informatie over de optimalisatie van de expressie boom; zie de -O optie

              rates  Toon een samenvatting die aangeeft hoe vaak een predicaat slaagde of faalde.

              search Navigeer uitgebreid de map boom.

              stat   Toon berichten als bestanden worden onderzocht met de stat en lstat systeem aanroepen.  Het
                     find programma probeert deze aanroepen te minimaliseren.

              tree   Toon de expressie boom in originele en geoptimaliseerde vorm.

              all    Schakel alle andere debug opties in (behalve help).

              help   Let de debug opties uit.

       -Olevel
              Schakel  verzoek optimalisatie in.  Het find programma herschikt testen met als doel de uitvoer te
              versnellen terwijl het effect gehandhaafd moet blijven; dat wil zeggen, predicaten met bijeffecten
              worden niet onderling geherschikt. De optimalisatie uitgevoerd op elk  optimalisatie  niveau  zijn
              als volgt.

              0      Equivalent aan optimalisatie niveau 1.

              1      Dit  is  het  standaard optimalisatie niveau, het komt overeen met het traditionele gedrag.
                     Expressies worden van volgorde verandert zodat testen die alleen op de  bestandsnamen  zijn
                     gebaseerd  (bij voorbeeld -name en -regex)  als eerste worden uitgevoerd.

              2      Elke  -type  of  -xtype  test  worden uitgevoerd na elke test die alleen gebaseerd is op de
                     namen van de bestanden, maar voor elke test die informatie van de inode vereist. Op moderne
                     versies van Linux worden bestandstypen geretourneerd door  readdir()  en  daarom  evalueren
                     deze predicaten  sneller dan predicaten die eerst het bestand moeten stat´en.  Indien u het
                     -fstype FOO predicaat gebruikt en een bestandssysteem type FOO specificeert dat onbekend is
                     (dat  is,  aanwezig  in  '/etc/mtab')  op  het  moment dat find start, dan is dat predicaat
                     equivalent aan -false.

              3      Bij  dit  optimalisatie  niveau  wordt  de   op   kosten-gebaseerde   query   optimalisatie
                     ingeschakeld. De volgorde van testen wordt zo aangepast dat goedkope (m.a.w. snelle) testen
                     als  eerste worden uitgevoerd en duurdere worden indien nodig later uitgevoerd. Binnen elke
                     kosten-band worden predicaten vroeger of later geëvalueerd gebaseerd  op  of  ze  succesvol
                     zullen  zijn of niet. Dus -o predicaten die hoogstwaarschijnlijk zullen slagen worden later
                     geëvalueerd,  en  -a  predicaten  die  hoogstwaarschijnlijk  zullen  falen  worden   eerder
                     geëvalueerd.

              De op kosten-gebaseerde optimalisator heeft een vast idee over waarschijnlijkheid dat een test zal
              slagen.  In  sommige  gevallen  houdt  de  waarschijnlijkheid   rekening  met  het  gedrag van een
              specifieke  test  (bijvoorbeeld  zal  -type f  waarschijnlijker  vaker  slagen  dan  -type c).  De
              kosten-gebaseerde  optimalisator  wordt  momenteel  geëvalueerd.  Als  deze  niet daadwerkelijk de
              prestaties van find verbeterd zal hij weer worden verwijderd.  Daarentegen  zullen  optimalisaties
              die  bewezen  hebben  betrouwbaar,  robuuste  en  effectief  te  zijn  aangezet worden voor lagere
              optimalisatie niveau´s mettertijd. Hoewel het standaard gedrag  (i.e. optimalisatie niveau 1) niet
              zal worden veranderd in de 4.3.x series. De findutils test suite voert alle testen in find bij elk
              optimalisatie niveau uit en verzekert dat de resultaten hetzelfde zijn.

              The re-ordering of operations performed by the cost-based optimizer  can  result  in  user-visible
              behaviour  change.  For example, the -readable and -empty predicates are sensitive to re-ordering.
              If they are run in the order -empty -readable, an error message  will  be  issued  for  unreadable
              directories.   If they are run in the order -readable -empty no error message will be issued. This
              is the reason why such operation re-ordering is not performed at the default optimisation level.

EXPRESSIE

       Het deel van de commando regel na de lijst van startpunten is de expressie. Het is een  soort  van  query
       specificatie die beschrijft hoe we bestande  vergelijken en wat we doen met bestanden die overeen kwamen.
       Een expressie is samengesteld uit een rij van dingen:

       Testen Testen  geven een waar of onwaar terug, normaliter op basis van een eigenschap van het bestand dat
              we overwegen. De empty test bij voorbeeld alleen waar als het huidige bestand leeg is.

       Acties Acties hebben neven effecten (zoals het tonen van iets op de  standaard  uitvoer)  en  retourneren
              ofwel  waar  of  niet-waar,  gebaseerd of al dan niet succesvol zijn. De -print actie bijvoorbeeld
              toont de naam van het huidige bestand op de standaard uitvoer.

       Globale opties
              Globale opties beinvloeden de werking van testen en acties zoals gespecificeerd in enig  deel  van
              de  commando  regel. Globale opties retourneren altijd waar. De -depth optie zorgt er bijvoorbeeld
              voor dat find het bestandssysteem in omgekeerde volgorde afloopt.

       Positie opties
              Positie opties beinvloeden alleen de daarop volgende testen of acties. Positie opties  retourneren
              altijd waar.  De -regextype optie is bijvoorbeeld positioneel, die het reguliere expressie dialect
              specificeert voor reguliere expressies die later op de commando regel voorkomen.

       Operatoren
              Operatoren  koppelen  de andere items in een expressie. Voorbeelden zijn -o (de logische OF) en -a
              (de logische EN). Als een operator ontbreekt dan wordt -a aangenomen.

       De -print actie wordt uitgevoerd op alle bestanden waarvoor de hele expressie waar is, behalve  als  deze
       een actie bevat anders dan -prune of -quit. Acties die de standaard -print verbieden zijn -delete, -exec,
       -execdir, -ok, -okdir, -fls, -fprint, -fprintf, -ls, -print en -printf.

       De -delete actie gedraagt zich ook als een optie (omdat deze -depth impliceert.

   POSITIONALE OPTIES
       Positionale  opties  geven  `waar' terug. Ze hebben altijd gevolgen en worden nietalleen verwerkt als hun
       positie in de expressie bereikt wordt.

       -daystart
              Meet de tijden (voor -amin, -atime, -cmin, -ctime, -mmin, en -mtime)  van het begin van vandaag in
              plaats van 24 uur geleden.  Dezeoptie beïnvloed alleen testen  die  later  op  de  commando  regel
              verschenen.

       -follow
              Afgekeurd;  gebruik  de  -L  optie  in  plaats  hiervan.  Volg symbolische koppelingen. Impliceert
              -noleaf. De -follow optie beïnvloed alleen die testen die  verschijnen  na  deze  op  de  commando
              regel. Behalve als de -H of -L opties werden opzet,  veranderd de positie van de -follow optie het
              gedrag  van  het  het  -newer  predicaat;  alle bestanden opgegeven als argument van -newer worden
              gevolgd als dat symbolische koppelingen zijn. Dezelfde overweging is van toepassing op   -newerXY,
              -anewer  en  -cnewer.  Hiermee vergelijkbaar zal het -type predicaat altijd passen op het type van
              het bestand waar de symbolische koppeling naar wijst in plaats van het bestand zelf.  Het  gebruik
              van -follow zorgt er voor dat de -lname en -ilname predicaten altijd onwaar terug geven.

       -regextype type
              Verandert  de reguliere expressie syntax zoals begrepen door de -regex en -iregex testen die later
              op de commando regel verschijnen.  Gebruik  -regextype help  om  te  zien  welke  typen  reguliere
              expressie  begrepen  worden.  De  Texinfo  documentatie  (Zie ZIE OOK) legt de betekenis van en de
              verschillen tussen de diverse reguliere expressies uit. Als deze optie niet gebruikt wordt dan zal
              find zich gedragen alsof een reguliere expressie van het type emacs  werd gespecificeerd.

       -warn, -nowarn
              Schakel waarschuwing berichten aan of uit. Deze waarschuwingen hebben  alleen  betrekking  op  het
              gebruik  van  de commando regel, niet op elke conditie die find tegen kan komen terwijl het mappen
              doorzoekt. Het standaard gedrag komt overeen met -warn als de standaard  invoer  een  tty  is,  en
              anders  met -nowarn. Als er een waarschuwing wordt geproduceerd die gerelateerd is aan het gebruik
              van  de  commando  regel,  dan  wordt  de  afsluit  status  van  find  niet  gewijzigd.   Als   de
              POSIXLY_CORRECT  omgevingsvariabele  is  gezet  en  -warn  ook  werd  gebruikt  dan  is  het  niet
              gespecificeerd of er enige waarschuwing actief zal worden.

   GLOBALE OPTIES
       Globale opties retourneren altijd waar. Globale opties gelden zelfs voor testen die eerder op de commando
       regel werden opgegeven. Om verwarring te voorkomen moeten globale opties ná de lijst met startpunten maar
       vóór de eerste test, positionele optie of actie, opgegeven worden. Als u een globale optie op een  andere
       plek opgeeft zal find een waarschuwing geven, die uitlegt dat dat verwarrend kan zijn.

       De  globale  opties komen voor na de lijst van startpunten, en zijn daarom niet van dezelfde soort opties
       als bijvoorbeeld -L.

       -d     De synoniem van-depth, voor compatibiliteit met FreeBSD, NetBSD, MacOS X en OpenBSD.

       -depth Verwerk de inhoud van elke map vóór de map zelf. De -delete actie impliceert ook -depth.

       -files0-from bestand
              Lees de beginpunten van bestand in  plaats  van  ze  te  verkrijgen  via  de  commando  regel.  In
              tegenstelling  tot  de bekende beperkingen van het verkrijgen van beginpunten via argumenten op de
              commando regel, namelijk de limitatie van het aantal bestandsnamen en de inherente ambiguïteit van
              bestandsnamen die botsen met optie namen, staat deze optie toe om veilig  een  willekeurig  aantal
              van startpunten aan find mee te geven.

              Het gebruik van deze optie en het doorgeven van startpunten op de commando regel sluit elkaar uit,
              en worden daarom niet tegelijkertijd toegestaan.

              Het bestand argument is verplicht. Men kan -files0-from - gebruiken om de lijst van startpunten te
              lezen  van  de  standaard  invoer stream, en b.v. van een pijp. In dit geval zijn de acties -ok en
              -okdir niet toegestaan, omdat deze duidelijk interfereren met het lezen van standaard invoer om op
              deze manier de bevestiging van de gebruiker te verkrijgen.

              De startpunten in bestand moeten worden gescheiden door ASCII NUL tekens. Twee  opeenvolgende  NUL
              tekens,  m.a.w.  een  startpunt  met  een bestandsnaam van lengte nul wordt niet toegestaan en zal
              leiden tot een fout diagnose gevolgd door een niet-nul afsluit code.

              In dit geval is het gegeven bestand leeg, find  zal  geen  enkel  startpunt  verwerken  en  daarom
              onmiddellijk  na het ontleden van de programma argumenten eindigen. Dit is anders dan de standaard
              invocatie waar find aanneemt dat de huidige map het startpunten is zodra er geen pad argument werd
              mee gegeven.

              Het verwerken van de beginpunten is als gebruikelijk, b.v. find zal in submappen duiken tenzij dit
              voorkomen werd. Om alleen de beginpunten te verwerken kan  men  additioneel  nog  -maxdepth 0  mee
              geven.

              Verdere opmerkingen: indien een bestand meer dan eens werd opgegeven in het invoer bestand, dan is
              het niet zeker dat het ook meer dan eens werd gevonden. Als het bestand werd veranderd tijdens het
              uitvoeren van find dan is het resultaat niet bepaald. Tot slot, is de zoek positie in het genoemde
              bestand op het moment dat find eindigt ook niet bepaald. Met "niet bepaald" wordt hier bedoeld dat
              het  al  dan  niet  werkt  of een specifiek ding doet, en dat het gedrag anders kan zijn tussen de
              verschillende platformen, of van findutils release tot release.

       -help, --help
              Toon een samenvatting van het gebruik van het commando find en stop.

       -ignore_readdir_race
              Normaliter zal find een fout melden wanneer het een bestand niet kan "stat"-en. Als u  deze  optie
              gebruikt  en  een bestand werd gewist tussen het tijdstip date find de naam van het bestand van de
              map las en de tijd dat het het bestand probeert te "stat"-en, dan wordt geen foutmelding  gegeven.
              Dit is ook van toepassing op bestanden of mappen wiens naam op de commando regel werden opgegeven.
              De  optie  wordt  gezet  op het moment dat de commando regel wordt gelezen, hetgeen betekent dat u
              niet een deel van het bestandssysteem kunt doorzoeken met deze optie aan een een ander deel met de
              optie uit (als u dat nodig heeft dan zult u twee  find commando´s moeten maken, een met  de  optie
              aan en een zonder).

              Bovendien  van  find met de -ignore_readdir_race optie fouten van de -delete. actie negeren in het
              geval het bestand verdween vanaf het moment dat de ouder map  werd  gelezen:  het  zal  geen  fout
              diagnostiek melden en de terugkeer code van de -delete actie zal waar zijn.

       -maxdepth niveaus
              Daal maximaal niveaus (een niet-negatief heel getal) van mappen af onder het start-punten. Gebruik
              -maxdepth 0 om de testen en acties alleen op de start-punten toe te passen.

       -mindepth niveaus
              Pas  geen  testen  of  acties  toe  op  niveaus  lager dan niveaus (een niet negatief heel getal).
              -mindepth 1 betekend verwerk alle bestanden behalve de start-punten.

       -mount Daal  niet  af  in  mappen  op  andere  bestandsystemen.  Een   alternatief   voor   -xdev,   voor
              overdraagbaarheid met andere versies van find.

       -noignore_readdir_race
              Schakel het effect van -ignore_readdir_race uit.

       -noleaf
              Maak  uitvoering  niet  sneller  door  aan te nemen dat mappen 2 minder submappen bevatten dan hun
              harde koppelingen aantal. Deze optie is  nodig  bij  zoeken  door  bestandssystemen  die  de  Unix
              map-koppelingen gewoontes niet volgen zoals CD-ROM of MS-DOS bestandssystemen, of AFS volume mount
              punten. Elke map op een normaal Unix bestandsysteem heeft tenminste 2 harde koppelingen: zijn naam
              en  zijn  `.'  ingang.  Daar  bovenop  hebben  zijn  submappen  (als aanwezig) elk een `..' ingang
              verbonden naar die map. Wanneer find een map onderzoekt, nadat het 2 minder submappen  rekent  dan
              het koppelingen aantal van de map, weet het dat de rest van de ingangen in de map niet-mappen zijn
              (`blad'  bestanden  in  de mappen boom). Als alleen debestandsnamen onderzocht dienen te worden is
              het niet nodig ze te beoordelen; dit geeft een belangrijke toename van zoek snelheid.

       -version, --version
              Druk het find versie nummer af en eindig.

       -xdev  Daal niet af in mappen op andere bestandsystemen.

   TESTS
       Sommige testen, bijvoorbeeld -newerXY en -samefile, staan toe bestanden, die onderzochie  bestand  op  de
       commando  regel,  te  vergelijken.  Indien  deze  testen  worden gebruikt, wordt de interpretatie van het
       referentie bestand bepaald door de opties -H, -L and -P en enige voorafgaande  -follow,  maar  wordt  het
       referentie bestand slechts eenmaal onderzocht, op het moment dat de commando regel wordt gelezen. Als het
       referentie  bestand  niet kan worden onderzocht (bijvoorbeeld, als de stat(2) systeem aanroep faalt), dan
       wordt een foutmelding getoond en zal find met een niet-nul status eindigen.

       Een numeriek argument n kan worden meegegeven aan testen  (zoals  -amin,  -mtime,  -gid,  -inum,  -links,
       -size, -uid en -used)  als

       +n     voor groter dan n,

       -n     voor minder dan n,

       n      voor precies n.

       Ondersteunde testen:

       -amin n
              Het bestand werd minder dan, meer dan of exact n minuten geleden benaderd.

       -anewer bestand
              De  tijd  van  de laatste toegang van het huidige bestand is recenter dan die van de laatste datum
              wijziging van het referentie bestand.  Als referentie een  een symbolische koppeling is en  de  -H
              optie  of  de  -L  optie werd gebruikt, dan wordt altijd de laatste wijzigingstijd van het bestand
              waarnaar gewezen gebruikt.

       -atime n
              Het bestand werd minder dan, meer dan of exact n*24 uur geleden benaderd. Als find  erachter  komt
              hoeveel  24-uur perioden geleden een bestand voor het laatst benaderd werd, dan wordt elke fractie
              genegeerd om zo met  -atime +1 overeen te komen, een bestand moet op zijn minst two dagen  geleden
              zijn benaderd.

       -cmin n
              De status van het bestand werd minder dan, meer dan of exact n minuten geleden gewijzigd.

       -cnewer bestand
              Tijd  van de laatste status verandering van het huidige bestand is recenter dan dat van de laatste
              datum wijziging van het referentie bestand. Als referentie een symbolische koppeling is en  de  -H
              optie  of de -L optie werden gebruikt, dan wordt altijd de tijd van de laatste datum wijziging van
              het bestand waar het naar wijst gebruikt.

       -ctime n
              Bestand-status werd voor het laatst minder dan, meer dan of exact n*24 uur geleden veranderd.  Zie
              het commentaar voor -atime om te begrijpen hoe het afronden de interpretatie van de bestandsstatus
              veranderings tijden beïnvloed.

       -empty Bestand is leeg en is of een normaal bestand, of een map.

       -executable
              Vind  bestanden  die  uitvoerbaar en mappen die doorzoekbaar zijn (in de betekenis van de gezochte
              bestandsnaam) door de huidige gebruiker. Dit houdt  rekening  met  toegangs  controle  lijsten  en
              andere  rechten  artefacten  die  de  -perm test negeert. Deze test maakt gebruik van de access(2)
              systeem aanroep, en kan dus voor de gek worden gehouden door NFS servers  die  UID  uitvoeren  (of
              root-squashing),  omdat veel systemen access(2) in de kernel van de client implementeren en daarom
              geen gebruik kunnen maken van de UID informatie bijgehouden in de server. Omdat deze  test  alleen
              is  gebaseerd  op  het  resultaat  van  de  access(2) systeem aanroep, is er geen garantie dat een
              bestand waarvoor de test succesvol was ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd.

       -false Altijd onwaar.

       -fstype soort
              Bestand staat op een bestandssysteem van type soort. De geldige bestandssysteem typen  verschillen
              tussen  verschillende  versies  van  Unix;  een  onvolledige lijst van bestandssysteem soorten die
              geaccepteerd worden op een of andere versie van Unix is: ufs, 4.2, 4.3, nfs, tmp, mfs, S51K, S52K.
              U kunt -printf met de %F richtlijn gebruiken om de typen van uw bestandssystemen te zien.

       -gid n Het numerieke groep ID van bestand is  kleiner dan, groter dan of exact n.

       -group gnaam
              Bestand hoort bij groep gnaam (numeriek groep ID toegestaan).

       -ilname patroon
              Net als -lname, maar de overeenkomst is ongevoelig voor het  verschil  tussen  hoofd-  en  kleine-
              letters.  Als de -L optie of de -follow optie werden gebruikt dan geeft deze test een onwaar terug
              behalve als de symbolische koppeling defect was.

       -iname patroon
              Net als -name, maar de overeenkomst is ongevoelig voor  het  verschil  tussen  hoofd-  en  kleine-
              letters.  Bijvoorbeeld,  de  patronen  `fl*' en `F???'  komen overeen met de namen `Flip', `FLIP',
              `flip', `fLIp', enz.

       -inum n
              Bestand heeft inode nummer kleiner dan, groter dan of exact n. Het is normaliter eenvoudiger om in
              plaats daarvan de  -samefile test te gebruiken.

       -ipath patroon
              Net als -path, maar de overeenkomst is ongevoelig voor  het  verschil  tussen  hoofd-  en  kleine-
              letters.

       -iregex patroon
              Net  als  -regex,  maar  de  overeenkomst  is ongevoelig voor het verschil tussenhoofd- en kleine-
              letters.

       -iwholename patroon
              Zie -ipath. Dit alternatief is minder overdraagbaar dan -ipath.

       -links n
              Bestand heeft minder dan, meer dan of exact n harde koppelingen.

       -lname patroon
              Bestand is een symbolische koppeling wiens  inhoud  overeenkomt  met  shell  patroon  patroon.  De
              meta-tekens  behandelen  `/'  en  `.'  niet  speciaal.  Als de -L optie of de -follow optie werden
              gebruikt dan geeft deze test een onwaar terug behalve als de symbolische koppeling defect was.

       -mmin n
              Bestandsgegevens werden het laatst minder dan, meer dan of exact n minuten geleden aangepast.

       -mtime n
              Bestandgegevens werden het laatst minder dan, meer dan of exact n*24 uur  geleden  aangepast.  Zie
              het commentaar voor -atime om te begrijpen hoe het afronden de interpretatie van de bestandsstatus
              veranderings tijden beïnvloed.

       -name patroon
              Base  of file name (the path with the leading directories removed)  matches shell pattern pattern.
              Because the leading directories of the file names are removed, the pattern should  not  include  a
              slash, because `-name a/b' will never match anything (and you probably want to use -path instead).
              An  exception  to  this is when using only a slash as pattern (`-name /'), because that is a valid
              string for matching the root directory "/" (because the base name of "/" is "/").   A  warning  is
              issued  if  you  try  to  pass  a pattern containing a - but not consisting solely of one - slash,
              unless the environment variable POSIXLY_CORRECT is set or the option -nowarn is used.

              Gebruik -prune om een map en de bestanden erin te negeren in plaats van het  controleren  van  elk
              bestand  in  de  boom;  zie   een voorbeeld in de beschrijving van deze actie. Haakjes worden niet
              herkend als zijnde speciaal, ondanks het feit dat  sommige  shells,  inclusief  Bash  haakjes  een
              speciale  betekenis  toekennen  aan de shell patronen. Het  passen op de bestandsnaam wordt gedaan
              door gebruik te maken van de fnmatch(3) bibliotheek functie.  Vergeet  niet  om  het  patroon  met
              aanhalingstekens te omsluiten om het te beschermen tegen expansie door de Shell.

       -newer bestand
              De tijd van de laatste data modificatie van het huidige bestand is recenter dan die van de laatste
              date  modificatie  van  het reference bestand. Als reference een symbolische koppeling is en de -H
              optie of de -L optie werd gezet, dan wordt de tijd van de laatste data modificatie van het bestand
              waar deze naar wijst altijd gebruikt.

       -newerXY referentie
              Slaagt als tijdstempel X van het overwogen bestand nieuwer is dan de tijdstempel Y van de  bestand
              referentie. De letters X en Y kan een van de onderstaande letters zijn:

              a   De toegangstijd van het bestand referentie
              B   De aanmaak tijd van het bestand referentie
              c   De veranderingstijd van de inode van referentie
              m   De wijzigingstijd van het bestand referentie
              t   referentie werd direct als een tijd geïnterpreteerd.

              Een  aantal  combinaties  zijn  ongeldig;  bij  voorbeeld,  is het ongeldig dat X gelijk is aan t.
              Sommige combinaties zijn niet geïmplementeerd op alle systemen; B is b.v. niet geïmplementeerd  op
              alle  systemen.  Als  een  ongeldige  of  niet  ondersteunde combinatie van XY werd opgegeven, dan
              resulteert dit in een fatale fout. Tijd specificaties worden geïnterpreteerd  zoals  die  van  het
              argument  van de -d optie van GNU date.  Als u de aanmaak tijd van een referentie bestand probeert
              te gebruiken en de aanmaak tijd kon niet worden bepaald dan resulteert dit in een fatale fout. Als
              u een test specificeert die verwijst naar de aanmaak tijd van onderzochte bestanden, dan zal  deze
              test falen voor elk bestand waarvan de aanmaak tijd onbekend is.

       -nogroup
              Geen enkele groep hoort bij het numerieke groep ID van bestand.

       -nouser
              Geen  enkele gebruiker hoort bij het bestand numerieke ID.

       -path patroon
              Bestandsnaam  komt  overeen  met  shell  patroon patroon. De meta-tekensbehandelen `/' en `.' niet
              speciaal; dus, bijvoorbeeld,
                  find . -path "./sr*sc"
              zal een ingang voor een map genaamd './src/misc' (als die bestaat) tonen. Gebruik  -prune  mm  een
              hele  mappen  boom te negeren, in plaats van elk bestand in de boom te testen. Merk op dat de test
              op de overeenkomst van het patroon van toepassing is op de hele bestandsnaam,  beginnend  bij  een
              van  de  begin  punten  genoemd  op  de  commando regel. Het is hier alleen zinvol om een absoluut
              padnaam te gebruiken als het relevante begin punt ook een absoluut pad is. Dit  betekent  dat  dit
              commando nooit op iets zal passen:
                  find bar -path /foo/bar/myfile -print
              Find  vergelijkt  het  -path argument met de samenvoeging van de map naam en de basis naam van het
              onderzochte bestand. Omdat de samenvoeging nooit eindigt met  een  schuine  streep,  zullen  -path
              argumenten  eindigend  met  een  schuine  streep  met niks overeenkomen (behalve misschien met een
              beginpunt opgegeven op de commando regel). Het predicaat -path wordt ook  ondersteund  door  HP-UX
              find en is onderdeel van de POSIX 2008 standaard.

       -perm modus
              Bestandspermissie-bits  zijn precies mode (octaal of symbolisch). Omdat een exacte overeenkomst is
              vereist, als u deze vorm wilt gebruiken voor symbolische modi, dan dient u een behoorlijk complexe
              mode tekenreeks op te geven. Bijvoorbeeld '-perm g=w' zal alleen passen op bestanden met een  mode
              0020  (dat  is,  die  waarvoor de groep schrijf rechten het enige recht is dat gezet werd). Het is
              meer waarschijnlijk dat u  de `/' of `-' vormen wilt gebruiken, bijvoorbeeld   `-perm  -g=w',  die
              elk bestand met de groep schrijf rechten vind. Zie de VOORBEELDEN sectie voor enkele illustratieve
              voorbeelden.

       -perm -modus
              Alle  rechten  bits mode zijn gezet voor het bestand. Symbolische modi worden geaccepteerd in deze
              vorm, en dit is de gebruikelijke manier op welke u deze zou willen gebruiken. U dient `u', `g'  of
              `o'    op  te  geven  indien u een symbolische mode wilt gebruiken. Zie de VOORBEELDEN sectie voor
              enkele illustratieve voorbeelden.

       -perm /modus
              Enige rechten bits mode zijn gezet voor het bestand. Symbolische modi worden geaccepteerd in  deze
              vorm.  U  dient  `u',  `g'  of  `o'    op  te geven indien u een symbolische mode gebruikt. Zie de
              VOORBEELDEN sectie voor enkele illustratieve voorbeelden. Als er geen rechten bits in mode  werden
              gezet,  dan  past  deze  test  op  elk  bestand (het idee is hier om consistent met het gedrag van
              -perm -000).

       -perm +modus
              Dit wordt niet langer ondersteund (en is verouderd vanaf 2005). Gebruik -perm /mode in  de  plaats
              hiervan.

       -readable
              Vindt  bestanden  die  leesbaar  zijn  door  de  huidige gebruiker. Er wordt rekening gehouden met
              toegang controle lijsten en andere permissie artefacten die de -perm test negeert. Deze test maakt
              gebruik van de access(2) systeem aanroep en kan voor de gek gehouden worden door NFS  servers  die
              UID  mapping  (of  root-  squashing)  uitvoeren, omdat veel systemen access(2) in de kernel van de
              client implementeren kunnen zij niet gebruik maken van de UID mapping informatie zoals die door de
              server wordt bijgehouden.

       -regex patroon
              De bestandsnaam komt overeen met de reguliere expressie patroon. Dit is een overeenkomst  met  het
              hele pad, er wordt niet in gezocht. Bijvoorbeeld, om met een bestand genaamd ./flopje3, overeen te
              komen,  kunt  u  de  reguliere  expressie  `.*opje.'  of `.*o.*3', maar niet `o.*e3' gebruiken. De
              reguliere expressies die door find begrepen worden zijn standaard Emacs Reguliere Expressies, maar
              dit kan veranderd worden met de -regextype optie.

       -samefile naam
              Bestand verwijst naar dezelfde inode als naam. Wanneer -L gebruikt werd, dan kan deze  symbolische
              koppelingen bevatten.

       -size n[cwbkMG]
              Bestand  gebruikt  afgerond  minder  dan,  meer  dan  of  exact  n  eenheden  ruimte.  De volgende
              achtervoegsels kunnen gebruikt worden:

              `b'    voor 512-byte blokken (dit is standaard als geen achtervoegsel gebruikt werd).

              `c'    voor bytes

              `w'    voor twee-byte woorden

              `k'    voor kibibytes (KiB, eenheden van 1024 bytes)

              `M'    voor mebibytes (MiB, eenheden van 1024 * 1024 = 1048576 bytes)

              `G'    voor gibibytes (GiB, eenheden van 1024 * 1024 * 1024 = 1073741824 bytes)

              De grootte is eenvoudig het st_size element van de struct stat  gezet  door  de  lstat  (of  stat)
              systeem aanroep, afgerond zoals hierboven aangegeven. Met andere woorden, het is consistent met de
              resultaten  die  u  verkrijgt  met  ls -l.  Onthoud  dat de `%k' en `%b' formaat specificaties van
              -printf ijle bestanden anders behandelen. Het 'b' achtervoegsel duid altijd 512-byte  blokken  aan
              en nooit 1024-byte blokken, dit is anders dan het gedrag van -ls.

              De  + en - voorvoegsels betekenen groter dan en kleiner dan, zoals gebruikelijk; m.a.w. een exacte
              grootte van n eenheden komt niet overeen. Merk op dat de grootte wordt  afgerond  op  de  volgende
              eenheid.  Daarom  is  -size -1M niet equivalent met -size -1048576c. De eerste komt alleen overeen
              met lege bestanden,  de laatste vind bestanden van 0 tot 1.048.575 bytes.

       -true  Altijd waar.

       -type c
              Bestand is van soort c:

              b      blok (gebufferd) speciaal

              c      karakter (ongebufferd) speciaal

              d      directory

              p      benoemde pijp (FIFO)

              f      normaal bestand

              l      symbolische koppeling; dit is nooit waar als de -L optie of de -follow  optie  gezet  zijn,
                     behalve  als  de symbolische koppeling defect is. Indien u wenst te zoeken naar symbolische
                     koppelingen terwijl -L gezet is, gebruik dan -xtype.

              s      socket

              D      deur (Solaris)

              Om te zoeken naar meer dan een type in een keer, kunt  u  de  gecombineerde  lijst  van  de  typen
              letters gescheiden door een komma opgeven ¨," (GNU uitbreiding).

       -uid n Het numerieke gebruiker ID van het bestand is kleiner dan, groter dan of exact n.

       -used n
              Het bestand werd voor het laatste benadert minder dan, meer dan of exact n dagen nadat zijn status
              voor het laatst werd veranderd.

       -user gnaam
              Bestand is eigendom van gebruiker gnaam (numeriek gebruiker ID toegestaan).

       -wholename patroon
              Zie -path. Dit alternatief is minder overdraagbaar dan -path.

       -writable
              Vindt  bestanden  die  schrijfbaar  zijn door de huidige gebruiker. Er wordt rekening gehouden met
              toegang controle lijsten en andere permissie artefacten die de -perm test negeert. Deze test maakt
              gebruik van de access(2) systeem aanroep en kan voor de gek gehouden worden door NFS  servers  die
              UID  mapping  (of  root-  squashing)  uitvoeren, omdat veel systemen access(2) in de kernel van de
              client implementeren kunnen zij niet gebruik maken van de UID mapping informatie zoals die door de
              server wordt bijgehouden.

       -xtype c
              Hetzelfde als -type tenzij het bestand een symbolische koppeling is. Voor symbolische koppelingen:
              als de -H of -P optie niet gegeven werd, `waar' als het bestand een koppeling is naar een  bestand
              van  soort  c;  als  de -L optie werd gegeven, `waar' als c gelijk is aan `l'. Met andere woorden,
              voor symbolische koppelingen test -xtype het type bestand dat -type niet test. Als een symbolische
              koppeling is verbroken (omdat het ding wijst naar iets dat niet bestaat of als de  koppeling  naar
              zichzelf wijst)  dan zal -xtype zich hetzelfde gedragen als -type.

       -context patroon
              (alleen SELinux) De veiligheid context van het bestand past op glob patroon.

   ACTIES
       -delete
              Verwijder  bestanden;  waar als het verwijderen lukte. Als het verwijderen mislukte, dan wordt een
              foutmelding gegeven, en zal de beëindigingsstatus van find niet-nul zijn (zodra  het  uiteindelijk
              eindigt).

              Waarschuwing:  Vergeet  niet  dat  find  de commando regel evalueert als een expressie, het vooraf
              laten gaan van -delete zorgt er voor dat find alles onder het door u opgegeven startpunt  probeert
              te wissen.

              Het  gebruik  van de -delete actie op de commando regel zal automatisch de -depth optie activeren.
              Op zijn beurt maakt -depth -prune niet effectief, de  -delete  actie  kan  niet  bruikbaar  worden
              gecombineerd met -prune.

              Often, the user might want to test a find command line with -print prior to adding -delete for the
              actual  removal  run.   To  avoid surprising results, it is usually best to remember to use -depth
              explicitly during those earlier test runs.

              De -delete actie zal falen een map te wissen, behalve als deze leeg is.

              Samen met de -ignore_readdir_race optie zal find fouten van de -delete actie negeren in het  geval
              dat  het bestand verdween na  het moment dat de ouder map werd gelezen: het zal geen fout diagnose
              tonen, de afsluit code niet naar niet-nul veranderen,  bovendien zal de afsluit code  van  -delete
              actie 'waar' zijn.

       -exec opdracht ;
              Voer  opdracht uit; `waar' als 0 status teruggegeven is. Alle volgende argumenten voor find worden
              als argumenten voor de opdracht genomen totdat een argument bestaande uit `;' wordt  tegengekomen.
              De  string  `{}'  wordt vervangen door de huidige bestandsnaam die wordt verwerkt, overal waar het
              opduikt in de argumenten voor de opdracht, niet alleen in argumenten waar het alleen is, zoals  in
              sommige  versies van find. Allebei deze constructies moeten misschien ge-escape't (met een `\') of
              geciteerd worden om ze te  beschermen  tegen  interpretatie  door  de  shell.  De  opdracht  wordt
              uitgevoerd in de start map.

       -exec opdracht {} +
              This variant of the -exec action runs the specified command on the selected files, but the command
              line  is built by appending each selected file name at the end; the total number of invocations of
              the command will be much less than the number of matched files.  The command line is built in much
              the same way that xargs builds its command lines.  Only one instance of `{}' is allowed within the
              command, and it must appear at the end, immediately before the `+'; it needs to be escaped (with a
              `\') or quoted to protect it from interpretation by the shell.  The command  is  executed  in  the
              starting  directory.  If any invocation with the `+' form returns a non-zero value as exit status,
              then find returns a non-zero exit status.  If find encounters an error, this can  sometimes  cause
              an  immediate  exit,  so  some  pending  commands  may  not  be  run  at  all.   For  this  reason
              -exec my-command ... {} + -quit may not result in my-command actually being run.  This variant  of
              -exec always returns true.

       -execdir opdracht ;

       -execdir opdracht {} +
              Like  -exec,  but  the specified command is run from the subdirectory containing the matched file,
              which is not normally the directory in which you started find.  As with -exec, the  {}  should  be
              quoted  if  find  is  being  invoked  from  a  shell.  This a much more secure method for invoking
              commands, as it avoids race conditions during resolution of the paths to the  matched  files.   As
              with the -exec action, the `+' form of -execdir will build a command line to process more than one
              matched  file,  but  any  given  invocation of command will only list files that exist in the same
              subdirectory.  If you use this option, you must ensure that your PATH  environment  variable  does
              not  reference  `.';  otherwise,  an  attacker  can  run  any  commands  they  like  by leaving an
              appropriately-named file in a directory in which you will  run  -execdir.   The  same  applies  to
              having  entries  in  PATH  which  are  empty  or  which  are not absolute directory names.  If any
              invocation with the `+' form returns a non-zero value as exit status, then find returns a non-zero
              exit status.  If find encounters an error, this can sometimes cause an  immediate  exit,  so  some
              pending  commands may not be run at all.  The result of the action depends on whether the + or the
              ; variant is being used; -execdir command {} + always returns  true,  while  -execdir command {} ;
              returns true only if command returns 0.

       -fls bestand
              Waar;  net  als  -ls  maar  schrijf  naar  bestand zoals -fprint. Het uitvoer bestand wordt altijd
              gemaakt, zelfs als het predicaat nooit past. Zie  de  ONGEBRUIKELIJKE  BESTANDSNAMEN  sectie  voor
              informatie over hoe ongebruikelijke tekens in bestandsnamen worden afgehandeld.

       -fprint bestand
              Waar;  schrijf  de  volle  bestandsnaam  naar  bestand  bestand. Als bestand niet bestaat als find
              draait, wordt het gemaakt; als het bestaat, wordt het afgehakt. De bestandsnamen “/dev/stdout”  en
              “/dev/stderr” worden speciaal behandeld; zij verwijzen naar de standaard uitvoer en standaard fout
              uitvoer,  respectievelijk.  Zie  de  ONGEBRUIKELIJKE BESTANDSNAMEN sectie voor informatie over hoe
              ongebruikelijke tekens in bestandsnamen worden afgehandeld.

       -fprint0 bestand
              Waar; zoals -print0 maar schrijf naar bestand zoals -fprint. Zie de ONGEBRUIKELIJKE  BESTANDSNAMEN
              sectie voor informatie over hoe ongebruikelijke tekens in bestandsnamen worden afgehandeld.

       -fprintf bestand vorm
              Waar;  zoals -printf maar schrijf naar bestand zoals -fprint. Zie de ONGEBRUIKELIJKE BESTANDSNAMEN
              sectie voor informatie over hoe ongebruikelijke tekens in bestandsnamen worden afgehandeld.

       -ls    'Waar'; toon het huidige bestand in ls -dils vorm op standaard uitvoer. Het aantal blokken  is  in
              blokken  van  1 KB,  tenzij de omgevingsvariabele POSIXLY_CORRECT gezet is, in welk geval 512-byte
              blokken worden gebruikt. Zie de ONGEBRUIKELIJKE BESTANDSNAMEN sectie voor informatie over hoe niet
              gebruikelijke tekens in bestandsnamen worden afgehandeld.

       -ok opdracht ;
              Zoals -exec maar vraag de gebruiker eerst. Voer het commando uit  als  de  gebruiker  akkoord  is.
              Retourneer  anders  'onwaar'.  Als  het  commando  wordt  uitgevoerd,  wordt zijn standaard invoer
              omgeleid van /dev/null. Deze actie mag  niet  tegelijkertijd  met  de  -files0-from  optie  worden
              opgegeven

              The  response to the prompt is matched against a pair of regular expressions to determine if it is
              an affirmative or negative response.  This regular expression is obtained from the system  if  the
              POSIXLY_CORRECT  environment  variable  is set, or otherwise from find's message translations.  If
              the system has no suitable definition, find's own definition will be used.  In  either  case,  the
              interpretation  of  the  regular  expression  itself will be affected by the environment variables
              LC_CTYPE (character classes) and LC_COLLATE (character ranges and equivalence classes).

       -okdir opdracht ;
              Zoals -execdir maar vraag de gebruiker eerst op dezelfde manier als voor -ok. Retourneer  'onwaar'
              als  de gebruiker niet akkoord is . Als het commando wordt uitgevoerd, wordt zijn standaard invoer
              omgeleid  van  /dev/null.  Deze  actie  mag  niet  tegelijkertijd met de -files0-from optie worden
              opgegeven.

       -print Waar; druk de volle bestandsnaam af op de standaard uitvoer, gevolgd door een nieuwe regel. Zie de
              ONGEBRUIKELIJKE  BESTANDSNAMEN  sectie  voor  informatie  over  hoe  ongebruikelijke   tekens   in
              bestandsnamen worden afgehandeld.

       -print0
              Waar;  druk  de  volle bestandsnaam af op de standaard uitvoer, gevolgd door een nul karakter. Dit
              laat bestandsnamen die nieuwe regels bevatten toe om goed geïnterpreteerd te  kunnen  worden  door
              programma's die de find uitvoer verwerken.

       -printf vorm
              'Waar'; druk vorm af op de standaard uitvoer, interpreteer `\' stuurcodes en `%' richtlijnen. Veld
              breedten  en  precisie  kunnen opgegeven worden zoals bij de printf(3) C functie. Merk op dat veel
              velden worden getoond als %s inplaats van %d, en dit kan beteken dat vlaggen niet werken  zoals  u
              zou  verwachten. Dit betekent ok dat de '-' vlag niet werkt (dit dwingt velden links uitgelijnd te
              zijn).  Niet zoals -print, voegt -printf geen nieuwe regel toe aan het einde van  het  string.  De
              stuurcodes en richtlijnen zijn:

              \a     Alarm bel.

              \b     Backspace.

              \c     Stop afdrukken van deze vorm onmiddellijk en spoel de uitvoer door.

              \f     Nieuwe bladzijde.

              \n     Nieuwe regel.

              \r     Wagen terugloop.

              \t     Horizontale tabulatie.

              \v     Verticale tab.

              \0     ASCII NUL.

              \\     Een letterlijke backslash (`\').

              \NNN   Het teken wiens ASCII code NNN (octaal) is.

              Een  `\'  karakter gevolgd door een ander karakter wordt behandeld als een normaal karakter, zodat
              ze allebei afgedrukt worden.

              %%     Een letterlijk procent teken.

              %a     Laatste toegangstijd van het bestand in formaat  zoals  teruggegeven  door  de  C  ctime(3)
                     functie.

              %Ak    Laatste  toegangstijd  van  het  bestand  in  de  vorm gegeven door k, die of `@' is of een
                     richtlijn voor de C strftime(3) functie. De mogelijke waardes voor k worden onder  gegeven;
                     sommige ervan zijn misschien niet beschikbaar op alle systemen, ten gevolge van verschillen
                     in `strftime' tussen systemen.

                     @      seconden sinds 1 januari 1970, 00:00 GMT, met een fractie.

                     Tijd velden:

                     H      uur (00...23)

                     I      het uur (01..12)

                     k      uur ( 0..23)

                     l      uur ( 1..12)

                     M      minuut (00...59)

                     p      locale AM of PM

                     r      tijd, 12-uur (hh:mm:ss [AP]M)

                     S      Seconden (00.00 .. 61.00). Er is een fractie.

                     T      tijd, 24-uur (hh:mm:ss.xxxxxxxxxx)

                     +      Datum en tijd, gescheiden door een '+', bijvoorbeeld `2004-04-28+22:22:05.0'. Dit is
                            een  GNU  uitbreiding.  De tijd wordt gegeven in de huidige tijd zone (die beïnvloed
                            kan zijn door het zetten van de TZ omgevingsvariabele). Het seconden veld bevat  een
                            fractie.

                     X      locale tijd voorstelling (H:M:S). Het seconden veld bevat een fractie.

                     Z      tijd zone (o.a. CET), of niets als de tijd zone niet vast te stellen is

                     Datum velden:

                     a      locale afgekorte weekdag naam (Zon..Zat)

                     A      locale volle weekdag naam, variabele lengte (Zondag..Zaterdag)

                     b      locale afgekorte maand naam (jan..dec)

                     B      locale volle maand naam, variabele lengte (januari..december)

                     c      lokale  datum  en  tijd (Zat Nov 04 12:02:33 CET 1989). Het formaat is hetzelfde als
                            voor ctime(3) en om compatibiliteit te  waarborgen  met  dat  formaat,  is  er  geen
                            fractie in het seconden veld.

                     d      dag van de maand (01..31)

                     D      datum (mm/dd/jj)

                     F      datum (jjjj-mm-dd)

                     h      hetzelfde als b

                     j      de dag in het jaar (001...366)

                     m      de maand (01...12)

                     U      week nummer van jaar met zondag als eerste dag van de week (00..53)

                     w      dag van de week (0..6)

                     W      week nummer van jaar met maandag als eerste dag van de week (00..53)

                     x      locale datum voorstelling (mm/dd/jj)

                     y      de laatste twee cijfers van het jaar (00...99)

                     Y      jaar (1970...)

              %b     De   hoeveelheid  schijfruimte  gebruikt  voor  dit  bestand  in  512-byte  blokken.  Omdat
                     schijfruimte wordt toegewezen in veelvouden van de grootte van bestandssysteem  blokken  is
                     deze  normaliter  groter  dan %s/512, maar het kan ook kleiner zijn als het een ijl bestand
                     is.

              %Bk    File's birth time, i.e., its creation time, in the format specified by k, which is the same
                     as for %A.  This directive produces an empty string if the underlying operating  system  or
                     filesystem does not support birth times.

              %c     Laatste  toegangstijd  van  het  bestand  in  formaat zoals teruggegeven door de C ctime(3)
                     functie.

              %Ck    Bestand laatste status veranderingstijd in de vorm opgegeven door k, wat hetzelfde  is  als
                     voor %A.

              %d     Diepte van het bestand in de mappen boom; 0 betekend dat het bestand een begin punt is.

              %D     The device number on which the file exists (the st_dev field of struct stat), in decimal.

              %f     Toon  de  basisnaam;  de  bestandsnaam  met enige voorafgaand mappen verwijderd (alleen het
                     laatste element).  Voor /, is het resultaat  `/'.   Zie  de  VOORBEELDEN  sectie  voor  een
                     voorbeeld..

              %F     Soort  bestandsysteem  waar  het  bestand  op  staat;  deze waarde kan gebruikt worden voor
                     -fstype.

              %g     Groep naam van bestand, of numerieke groep ID als de groep geen naam heeft.

              %G     Numerieke groep ID van bestand.

              %h     Mapnaam; Voorafgaande mappen van bestandsnaam (alle behalve het laatste deel).

              %H     Opdrachtregel-argument waaronder het bestand gevonden werd.

              %i     inode nummer van het bestand (decimaal).

              %k     De grootte van schrijfruimte gebruikt voor dit bestand in 1 KB blokken. Omdat schrijfruimte
                     toegewezen wordt in meervouden van de de  bestandssysteem  blok  grootte  is  deze  meestal
                     groter dan %s/1024, maar ze kan ook kleiner zijn als het bestand een ijl bestand is.

              %l     Voorwerp van symbolische koppeling (lege string als bestand geen symbolische koppeling is).

              %m     Rechten bits van het bestand (octaal).

              %M     Rechten  van  het  bestand  (in  symbolische  vorm,  zoals  voor  ls).  Dit directief wordt
                     ondersteund vanaf findutils 4.2.5.

              %n     Aantal harde koppelingen voor bestand.

              %p     Naam van bestand.

              %P     Naam van bestand met de naam van het startpunt waaronder het gevonden werd verwijderd.

              %s     Grootte van bestand in bytes.

              %S     IJlheid van het bestand.

              %t     Laatste aanpassings tijd van bestand in de vorm teruggegeven door de C ctime(3) functie.

              %Tk    Laatste aanpassings tijd van bestand in de vorm opgegeven door k, wat hetzelfde is als voor
                     %A.

              %u     Gebruiker naam van bestand, of numerieke gebruiker ID als de gebruiker geen naam heeft.

              %U     Numerieke gebruiker ID van bestand.

              %y     Bestandstype (zoals in ls -l), U=onbekend type (zou niet moeten voorkomen)

              %Y     File's type (like %y), plus follow symbolic links: `L'=loop, `N'=nonexistent, `?'  for  any
                     other error when determining the type of the target of a symbolic link.

              %Z     (alleen SELinux) veiligheids context van het bestand.

              %{ %[ %(
                     Gereserveerd voor toekomstig gebruik.

              A  `%'  character followed by any other character is discarded, but the other character is printed
              (don't rely on this, as further format characters may be introduced).  A `%' at  the  end  of  the
              format  argument  causes  undefined  behaviour  since  there  is  no following character.  In some
              locales, it may hide your door keys, while in others it may remove the final page from  the  novel
              you are reading.

              The  %m  and  %d directives support the #, 0 and + flags, but the other directives do not, even if
              they print numbers.  Numeric directives that do not support these flags include G, U, b, D, k  and
              n.   The  `-'  format  flag is supported and changes the alignment of a field from right-justified
              (which is the default) to left-justified.

              Zie de ONGEBRUIKELIJKE BESTANDSNAMEN sectie voor informatie over  hoe  ongebruikelijke  tekens  in
              bestandsnamen worden afgehandeld.

       -prune 'Waar';   als het bestand een map is, daal er dan niet in af. Als -depth werd opgegeven, dan heeft
              -prune geen effect. Omdat -delete -depth impliceert, is het gebruik van -prune en  -delete  samen,
              niet  nuttig.  Om  bijvoorbeeld  de   map  src/emacs en alle bestanden en mappen daaronder over te
              slaan , en de namen van de gevonden bestanden te tonen, gebruikt u bij voorbeeld:
                  find . -path ./src/emacs -prune -o -print

       -quit  Exit immediately (with return value zero if no errors have occurred).  This is different to -prune
              because -prune only applies to the contents of pruned directories, while -quit simply  makes  find
              stop  immediately.   No  child  processes will be left running.  Any command lines which have been
              built by -exec ... + or -execdir ... + are invoked before the program is exited.  After  -quit  is
              executed,  no  more  files  specified  on  the  command  line  will  be  processed.   For example,
              `find /tmp/foo /tmp/bar -print -quit` will print only `/tmp/foo`.
              One common use of -quit is to stop searching the file system once we have found what we want.  For
              example, if we want to find just a single file we can do this:
                  find / -name needle -print -quit

   OPERATOREN
       Gegeven in volgorde van aflopende voorrang:

       ( expr )
              Dwing volgorde af. Omdat haakjes  speciaal  zijn  voor  de  shell,  moeten  ze  normaliter  tussen
              aanhalingstekens staan. Veel van de voorbeelden in deze handleiding gebruiken backslashes voor dit
              doel: `\(...\)' in plaats van `(...)'.

       ! expr Waar  als  expr  ongeldig  is.  Dit teken dient ook beschermd te worden voor interpretatie door de
              shell.

       -not expr
              Hetzelfde als ! expr, maar voldoet niet aan POSIX.

       expr1 expr2
              Twee expressies in een rij worden samengevoegd met een impliciete -a; expr2 wordt niet  beoordeeld
              als expr1 `fout' is.

       expr1 -a expr2
              Zelfde als expr1 expr2.

       expr1 -and expr2
              Hetzelfde als expr1 expr2, maar voldoet niet aan POSIX.

       expr1 -o expr2
              Of; expr2 wordt niet beoordeeld als expr1 `waar' is.

       expr1 -or expr2
              Zelfde als expr1 -o expr2.

       expr1 , expr2
              Lijst;  beide  expr1  en  expr2  worden altijd beoordeeld. De waarde van expr1 wordt genegeerd; de
              waarde van de lijst is de waarde van expr2. De komma operator kan nuttig zijn voor het zoeken naar
              diverse verschillende type dingen terwijl het bestandssysteem maar een keer  doorlopen  wordt.  De
              -fprintf actie kan worden gebruikt om de diverse gevonden items in verschillende uitvoer bestanden
              te noemen.

       Please  note  that  -a  when specified implicitly (for example by two tests appearing without an explicit
       operator between them) or explicitly has higher precedence than -o.  This means that find .  -name  afile
       -o -name bfile -print will never print afile.

ONGEBRUIKELIJKE BESTANDSNAMEN

       Many  of  the  actions  of find result in the printing of data which is under the control of other users.
       This includes file names, sizes, modification times and so forth.  File names  are  a  potential  problem
       since  they  can  contain  any  character  except  `\0' and `/'.  Unusual characters in file names can do
       unexpected and often undesirable things to your terminal (for example,  changing  the  settings  of  your
       function  keys  on  some  terminals).   Unusual characters are handled differently by various actions, as
       described below.

       -print0, -fprint0
              Always print the exact filename, unchanged, even if the output is going to a terminal.

       -ls, -fls
              Unusual characters are always escaped.  White space, backslash, and double  quote  characters  are
              printed  using  C-style  escaping  (for example `\f', `\"').  Other unusual characters are printed
              using an octal escape.  Other printable characters (for -ls and  -fls  these  are  the  characters
              between octal 041 and 0176) are printed as-is.

       -printf, -fprintf
              If  the  output is not going to a terminal, it is printed as-is.  Otherwise, the result depends on
              which directive is in use.  The directives %D, %F, %g, %G, %H, %Y, and %y expand to  values  which
              are  not under control of files' owners, and so are printed as-is.  The directives %a, %b, %c, %d,
              %i, %k, %m, %M, %n, %s, %t, %u and %U have values which are under the control of files' owners but
              which cannot be used to send arbitrary data to the terminal, and so these are printed as-is.   The
              directives %f, %h, %l, %p and %P are quoted.  This quoting is performed in the same way as for GNU
              ls.   This is not the same quoting mechanism as the one used for -ls and -fls.  If you are able to
              decide what format to use for the output of find then it is normally  better  to  use  `\0'  as  a
              terminator than to use newline, as file names can contain white space and newline characters.  The
              setting  of  the  LC_CTYPE  environment  variable is used to determine which characters need to be
              quoted.

       -print, -fprint
              Quoting is handled in the same way as for -printf and -fprintf.  If you are using find in a script
              or in a situation where the matched files might have arbitrary names, you  should  consider  using
              -print0 instead of -print.

       The -ok and -okdir actions print the current filename as-is.  This may change in a future release.

VOLDOET AAN

       For  closest  compliance  to the POSIX standard, you should set the POSIXLY_CORRECT environment variable.
       The following options are specified in the POSIX standard (IEEE Std 1003.1-2008, 2016 Edition):

       -H     This option is supported.

       -L     This option is supported.

       -name  This option is supported, but POSIX conformance depends on the POSIX conformance of  the  system's
              fnmatch(3)   library  function.  As of findutils-4.2.2, shell metacharacters (`*', `?' or `[]' for
              example) match a leading `.', because IEEE PASC interpretation  126  requires  this.   This  is  a
              change from previous versions of findutils.

       -type  Supported.   POSIX  specifies  `b',  `c', `d', `l', `p', `f' and `s'.  GNU find also supports `D',
              representing a Door, where the OS provides these.  Furthermore, GNU find allows multiple types  to
              be specified at once in a comma-separated list.

       -ok    Supported.  Interpretation of the response is according to the `yes' and `no' patterns selected by
              setting  the  LC_MESSAGES  environment variable.  When the POSIXLY_CORRECT environment variable is
              set, these patterns are taken system's definition of a positive (yes) or negative  (no)  response.
              See  the  system's  documentation  for  nl_langinfo(3),  in  particular  YESEXPR and NOEXPR.  When
              POSIXLY_CORRECT is not set, the patterns are instead taken from find's own message catalogue.

       -newer Ondersteund. Als het opgegeven bestand een symbolische koppeling is, wordt  deze  altijd  gevolgd.
              Dit  is  een  verandering  vergeleken  met  het  voorgaande  gedrag,  die de relevante tijd van de
              symbolische koppeling haalde; zie GESCHIEDENIS hieronder.

       -perm  Supported.  If the POSIXLY_CORRECT environment variable is  not  set,  some  mode  arguments  (for
              example +a+x) which are not valid in POSIX are supported for backward-compatibility.

       Other primaries
              The  primaries  -atime,  -ctime,  -depth,  -exec,  -group, -links, -mtime, -nogroup, -nouser, -ok,
              -path, -print, -prune, -size, -user and -xdev are all supported.

       The POSIX standard specifies parentheses `(', `)', negation `!' and the logical AND/OR operators  -a  and
       -o.

       All  other  options, predicates, expressions and so forth are extensions beyond the POSIX standard.  Many
       of these extensions are not unique to GNU find, however.

       The POSIX standard requires that find detects loops:

              The find utility shall detect infinite loops; that is, entering  a  previously  visited  directory
              that  is  an  ancestor of the last file encountered.  When it detects an infinite loop, find shall
              write a diagnostic message to standard  error  and  shall  either  recover  its  position  in  the
              hierarchy or terminate.

       GNU find complies with these requirements.  The link count of directories which contain entries which are
       hard links to an ancestor will often be lower than they otherwise should be.  This can mean that GNU find
       will  sometimes  optimize  away  the  visiting of a subdirectory which is actually a link to an ancestor.
       Since find does not actually enter such a subdirectory, it is allowed  to  avoid  emitting  a  diagnostic
       message.  Although this behaviour may be somewhat confusing, it is unlikely that anybody actually depends
       on  this  behaviour.  If the leaf optimisation has been turned off with -noleaf, the directory entry will
       always be examined and the diagnostic message will be issued where it  is  appropriate.   Symbolic  links
       cannot be used to create filesystem cycles as such, but if the -L option or the -follow option is in use,
       a  diagnostic  message is issued when find encounters a loop of symbolic links.  As with loops containing
       hard links, the leaf optimisation will often mean that find knows that it doesn't need to call stat()  or
       chdir() on the symbolic link, so this diagnostic is frequently not necessary.

       The  -d  option  is  supported  for  compatibility  with  various  BSD  systems,  but  you should use the
       POSIX-compliant option -depth instead.

       De POSIXLY_CORRECT omgevingsvariabele beïnvloed het gedrag van de -regex of -iregex  testen  niet,  omdat
       deze testen niet gespecificeerd zijn in de POSIX standard.

OMGEVINGSVARIABELEN

       LANG   Voorziet  een  standaard waarde voor de internationalisatie variabelen die werden uitgeschakeld of
              null.

       LC_ALL If set to a non-empty string value, override the values  of  all  the  other  internationalization
              variables.

       LC_COLLATE
              The  POSIX  standard  specifies that this variable affects the pattern matching to be used for the
              -name option.  GNU find uses the fnmatch(3)  library  function,  and  so  support  for  LC_COLLATE
              depends  on  the system library.  This variable also affects the interpretation of the response to
              -ok; while the LC_MESSAGES variable selects the actual pattern used to interpret the  response  to
              -ok, the interpretation of any bracket expressions in the pattern will be affected by LC_COLLATE.

       LC_CTYPE
              This variable affects the treatment of character classes used in regular expressions and also with
              the  -name  test,  if  the system's fnmatch(3) library function supports this.  This variable also
              affects the interpretation of any character classes in the regular expressions used  to  interpret
              the  response  to  the  prompt  issued by -ok.  The LC_CTYPE environment variable will also affect
              which characters are considered to be unprintable when filenames  are  printed;  see  the  section
              UNUSUAL FILENAMES.

       LC_MESSAGES
              Bepaald  het  taalgebied  dat  gebruikt  wordt  voor  geïnternationaliseerde  berichten. Indien de
              POSIXLY_CORRECT omgevingsvariabele is gezet, dan  bepaald  deze  ook   de  interpretatie  van  het
              antwoord op de prompt, veroorzaakt door de -ok actie.

       NLSPATH
              Bepaald de locatie van de internationale berichten catalogi.

       PATH   Beïnvloed  de  mappen  die  worden doorzocht om de uitvoerbare bestanden te vinden die aangeroepen
              worden door -exec, -execdir, -ok en -okdir.

       POSIXLY_CORRECT
              Bepaald de blok grootte gebruikt door -ls en -fls. Als  POSIXLY_CORRECT  werd  gezet,  dan  is  de
              eenheid 512 bytes. Anders zijn het eenheden van 1024 bytes.

              Setting  this  variable  also  turns  off warning messages (that is, implies -nowarn)  by default,
              because POSIX requires that apart from the output for -ok, all  messages  printed  on  stderr  are
              diagnostics and must result in a non-zero exit status.

              Als  POSIXLY_CORRECT niet gezet werd dan wordt -perm +zzz precies zo behandeld als -perm /zzz mits
              +zzz geen geldige  symbolische  mode  is.   Indien  POSIXLY_CORRECT  is  gezet,  dan  worden  deze
              constructies behandeld als een fout.

              Als  POSIXLY_CORRECT  werd  gezet, dan wordt de respons gemaakt door de -ok actie, geïnterpreteerd
              conform de  berichten  catalogus  van  het  systeem,  in  tegenstelling  tot  de  eigen  berichten
              vertalingen van find.

       TZ     Affects the time zone used for some of the time-related format directives of -printf and -fprintf.

VOORBEELDEN

   Simple `find|xargs` approach
       •      Find files named core in or below the directory /tmp and delete them.

                  $ find /tmp -name core -type f -print | xargs /bin/rm -f

              Note  that  this  will  work incorrectly if there are any filenames containing newlines, single or
              double quotes, or spaces.

   Safer `find -print0 | xargs -0` approach
       •      Find files named core in or below the directory /tmp and delete them, processing filenames in such
              a way that file or directory names containing single or double  quotes,  spaces  or  newlines  are
              correctly handled.

                  $ find /tmp -name core -type f -print0 | xargs -0 /bin/rm -f

              The  -name  test  comes  before  the -type test in order to avoid having to call stat(2)  on every
              file.

       Note that there is still a race between the time find  traverses  the  hierarchy  printing  the  matching
       filenames, and the time the process executed by xargs works with that file.

   Processing arbitrary starting points
       •      Given  that  another  program  proggy  pre-filters and creates a huge NUL-separated list of files,
              process those as starting points, and find all regular, empty files among them:

                  $ proggy | find -files0-from - -maxdepth 0 -type f -empty

              The use of `-files0-from -` means to read the names of the starting points  from  standard  input,
              i.e.,  from  the  pipe;  and  -maxdepth 0  ensures that only explicitly those entries are examined
              without recursing into directories (in the case one of the starting points is one).

   Executing a command for each file
       •      Run file on every file in or below the current directory.

                  $ find . -type f -exec file '{}' \;

              Notice that the braces are enclosed in single quote marks to protect them from  interpretation  as
              shell  script punctuation.  The semicolon is similarly protected by the use of a backslash, though
              single quotes could have been used in that case also.

       In veel gevallen, zou men `-exec ... +` prefereren of nog beter `-execdir ... +` syntax vanwege prestatie
       en veiligheid redenen.

   Traversing the filesystem just once - for 2 different actions
       •      Traverse the filesystem just once, listing set-user-ID files and directories  into  /root/suid.txt
              and large files into /root/big.txt.

                  $ find / \
                      \( -perm -4000 -fprintf /root/suid.txt '%#m %u %p\n' \) , \
                      \( -size +100M -fprintf /root/big.txt '%-10s %p\n' \)

              This example uses the line-continuation character '\' on the first two lines to instruct the shell
              to continue reading the command on the next line.

   Searching files by age
       •      Search for files in your home directory which have been modified in the last twenty-four hours.

                  $ find $HOME -mtime 0

              This  command  works  this way because the time since each file was last modified is divided by 24
              hours and any remainder is discarded.  That means that to match -mtime 0, a file will have to have
              a modification in the past which is less than 24 hours ago.

   Searching files by permissions
       •      Search for files which are executable but not readable.

                  $ find /sbin /usr/sbin -executable \! -readable -print

       •      Search for files which have read and write permission for their owner, and group, but which  other
              users can read but not write to.

                  $ find . -perm 664

              Files  which  meet  these criteria but have other permissions bits set (for example if someone can
              execute the file) will not be matched.

       •      Search for files which have read and write permission for their owner and group, and  which  other
              users  can  read,  without  regard  to  the presence of any extra permission bits (for example the
              executable bit).

                  $ find . -perm -664

              This will match a file which has mode 0777, for example.

       •      Search for files which are writable by somebody (their owner, or their group, or anybody else).

                  $ find . -perm /222

       •      Search for files which are writable by either their owner or their group.

                  $ find . -perm /220
                  $ find . -perm /u+w,g+w
                  $ find . -perm /u=w,g=w

              All three of these commands do the same thing, but the first one uses the octal representation  of
              the  file  mode,  and the other two use the symbolic form.  The files don't have to be writable by
              both the owner and group to be matched; either will do.

       •      Search for files which are writable by both their owner and their group.

                  $ find . -perm -220
                  $ find . -perm -g+w,u+w

              Beide commando´s doen hetzelfde.

       •      A more elaborate search on permissions.

                  $ find . -perm -444 -perm /222 \! -perm /111
                  $ find . -perm -a+r -perm /a+w \! -perm /a+x

              These two commands both search for files that are readable for  everybody  (-perm  -444  or  -perm
              -a+r),  have  at  least  one  write bit set (-perm /222 or -perm /a+w)  but are not executable for
              anybody (! -perm /111 or ! -perm /a+x respectively).

   Pruning - omitting files and subdirectories
       •      Copy the contents of /source-dir to /dest-dir, but omit files and directories named .snapshot (and
              anything in them).  It also omits files or directories whose name  ends  in  `~',  but  not  their
              contents.

                  $ cd /source-dir
                  $ find . -name .snapshot -prune -o \( \! -name '*~' -print0 \) \
                      | cpio -pmd0 /dest-dir

              The  construct  -prune -o \( ... -print0 \) is quite common.  The idea here is that the expression
              before -prune matches things which are to be pruned.  However, the -prune  action  itself  returns
              true, so the following -o ensures that the right hand side is evaluated only for those directories
              which  didn't  get  pruned  (the contents of the pruned directories are not even visited, so their
              contents are irrelevant).  The expression on the right hand side of the -o is in parentheses  only
              for  clarity.   It emphasises that the -print0 action takes place only for things that didn't have
              -prune applied to them.  Because the default `and' condition between tests binds more tightly than
              -o, this is the default anyway, but the parentheses help to show what is going on.

       •      Gegeven de volgende map van projecten en hun geassocieerde SCM administratieve mappen, doorzoek op
              een efficiënte manier de hoofdmappen:

                  $ find repo/ \
                      \( -exec test -d '{}/.svn' \; \
                      -or -exec test -d '{}/.git' \; \
                      -or -exec test -d '{}/CVS' \; \
                      \) -print -prune

              Voorbeeld uitvoer:

                  repo/project1/CVS
                  repo/gnu/project2/.svn
                  repo/gnu/project3/.svn
                  repo/gnu/project3/src/.svn
                  repo/project4/.git

              In dit voorbeeld, voorkomt -prune het onnodige afdalen  in  mappen  die  al  ontdekt  werden  (bij
              voorbeeld  wordt  project3/src  niet  doorzocht omdat we project3/.svn) reeds gevonden werd), maar
              verzekert wel dat naast gelegen mappen (project2 en project3 gevonden worden.

   Andere bruikbare voorbeelden
       •      Zoek voor diverse bestandstypen

                  $ find /tmp -type f,d,l

              Search for files, directories, and symbolic links in the directory /tmp passing these types  as  a
              comma-separated  list  (GNU  extension),  which  is  otherwise  equivalent to the longer, yet more
              portable:

                  $ find /tmp \( -type f -o -type d -o -type l \)

       •      Search for files with the particular name needle and stop immediately when we find the first one.

                  $ find / -name needle -print -quit

       •      Demonstrate the interpretation of the %f and %h format directives of the -printf action  for  some
              corner-cases.  Here is an example including some output.

                  $ find . .. / /tmp /tmp/TRACE compile compile/64/tests/find -maxdepth 0 -printf '[%h][%f]\n'
                  [.][.]
                  [.][..]
                  [][/]
                  [][tmp]
                  [/tmp][TRACE]
                  [.][compile]
                  [compile/64/tests][find]

EIND WAARDE

       find  exits  with status 0 if all files are processed successfully, greater than 0 if errors occur.  This
       is deliberately a very broad description, but if the return value is non-zero, you should not rely on the
       correctness of the results of find.

       When some error occurs, find may stop immediately, without completing all  the  actions  specified.   For
       example,  some  starting  points  may  not  have  been  examined  or some pending program invocations for
       -exec ... {} + or -execdir ... {} + may not have been performed.

GESCHIEDENIS

       A find program appeared in Version 5 Unix as part of the Programmer's Workbench project and  was  written
       by  Dick Haight.  Doug McIlroy's A Research UNIX Reader: Annotated Excerpts from the Programmer’s Manual,
       1971-1986    provides    some    additional    details;    you     can     read     it     on-line     at
       <https://www.cs.dartmouth.edu/~doug/reader.pdf>.

       GNU  find was originally written by Eric Decker, with enhancements by David MacKenzie, Jay Plett, and Tim
       Wood.  The idea for find -print0 and xargs -0 came from Dan Bernstein.

COMPATIBILITEIT

       As of findutils-4.2.2, shell metacharacters (`*', `?' or `[]' for  example)  used  in  filename  patterns
       match a leading `.', because IEEE POSIX interpretation 126 requires this.

       As of findutils-4.3.3, -perm /000 now matches all files instead of none.

       Nanosecond-resolution timestamps were implemented in findutils-4.3.3.

       As  of  findutils-4.3.11,  the  -delete  action sets find's exit status to a nonzero value when it fails.
       However, find will not exit immediately.  Previously, find's exit status was unaffected by the failure of
       -delete.
       Feature                Added in   Also occurs in
       -files0-from           4.9.0
       -newerXY               4.3.3      BSD
       -D                     4.3.1
       -O                     4.3.1
       -readable              4.3.0
       -writable              4.3.0
       -executable            4.3.0
       -regextype             4.2.24
       -exec ... +            4.2.12     POSIX
       -execdir               4.2.12     BSD
       -okdir                 4.2.12
       -samefile              4.2.11
       -H                     4.2.5      POSIX
       -L                     4.2.5      POSIX
       -P                     4.2.5      BSD
       -delete                4.2.3
       -quit                  4.2.3
       -d                     4.2.3      BSD
       -wholename             4.2.0
       -iwholename            4.2.0
       -ignore_readdir_race   4.2.0
       -fls                   4.0
       -ilname                3.8
       -iname                 3.8
       -ipath                 3.8
       -iregex                3.8

       The syntax -perm +MODE was removed in findutils-4.5.12, in favour of -perm /MODE.  The +MODE  syntax  had
       been deprecated since findutils-4.2.21 which was released in 2005.

NON-BUGS

   Operator precedence surprises
       Het  commando  find  .  -name  afile  -o  -name  bfile  -print  zal nooit afile tonen omdat dit eigenlijk
       equivalent is aan find . -name afile -o \( -name bfile -a -print \).  Merk op dat de prioriteit  van   -a
       hoger  is dan die van -o en indien geen operator werd opgegeven tussen de testen, -a wordt aangenomen.

   “paden moeten de expressie vooraf gaan” fout melding
       $ find . -name *.c -print
       find: paden moeten aan de expressie vooraf gaan
       find: mogelijk een patroon zonder aanhalingstekens na het predicaat `-name'?

       This  happens  when  the  shell  could  expand the pattern *.c to more than one file name existing in the
       current directory, and passing the resulting file names in the command line to find like this:
       find . -name frcode.c locate.c word_io.c -print
       That command is of course not going to work, because the -name predicate allows exactly only one  pattern
       as  argument.   Instead  of doing things this way, you should enclose the pattern in quotes or escape the
       wildcard, thus allowing find to use the pattern with  the  wildcard  during  the  search  for  file  name
       matching instead of file names expanded by the parent shell:
       $ find . -name '*.c' -print
       $ find . -name \*.c -print

BUGS

       Er bestaan veiligheidsproblemen die inherent zijn aan het gedrag dat de POSIX standaard specificeert voor
       find, en die daarom ook niet opgelost kunnen worden. Bij voorbeeld is de -exec actie inherent onveilig en
       daarom zou steeds -execdir gebruikt moeten worden.

       De omgevingsvariabele LC_COLLATE heeft geen effect op de -ok actie.

RAPPORTEREN VAN BUGS

       Online hulp bij GNU findutils: <https://www.gnu.org/software/findutils/#get-help>
       Meld alle vertaalfouten op <https://translationproject.org/team/nl.html>

       Rapporteer enig ander onderwerp via het formulier op de GNU Savannah bug site.
              <https://savannah.gnu.org/bugs/?group=findutils>
       Algemene onderwerpen over het GNU findutils pakket worden bediscussieerd op de bug-findutils mail lijst.
              <https://lists.gnu.org/mailman/listinfo/bug-findutils>

COPYRIGHT

       Copyright  ©  1990–2024  Free  Software  Foundation,  Inc.   License  GPLv3+:  GNU GPL version 3 of later
       <https://gnu.org/licenses/gpl.html>.
       Dit is vrije software: u mag het vrijelijk wijzigen  en  verder  verspreiden.  Deze  software  kent  GEEN
       GARANTIE, voor zover de wet dit toestaat.

ZIE OOK

       chmod(1),  locate(1),  ls(1),  updatedb(1), xargs(1), lstat(2), stat(2), ctime(3)  fnmatch(3), printf(3),
       strftime(3), locatedb(5), regex(7)

       Volledige documentatie: <https://www.gnu.org/software/findutils/find>
       of lokaal beschikbaar via: info find

VERTALING

       De Nederlandse vertaling van deze handleiding is geschreven door Jos  Boersema  <joshb@xs4all.nl>,  Mario
       Blättermann <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>

       Deze  vertaling  is  vrije  documentatie;  lees  de GNU General Public License Version 3 of later over de
       Copyright-voorwaarden. Er is geen AANSPRAKELIJKHEID.

       Indien U fouten in de vertaling van deze handleiding zou  vinden,  stuur  een  e-mail  naar  debian-l10n-
       dutch@lists.debian.org.

                                                                                                         FIND(1)