Provided by: manpages-nl_4.27.0-1_all bug

NAAM

       file — bepaal bestand soort

SAMENVATTING

       file  [-bcdEhiklLNnprsSvzZ0]  [--apple]  [--exclude-quiet]  [--extension] [--mime-encoding] [--mime-type]
       [-e testname] [-F separator]  [-f  namefile]  [-m  magicfiles]  [-P  name=value]  file ...  file  -C  [-m
       magicfiles] file [--help]

BESCHRIJVING

       Deze handleiding beschrijft versie 5.46 van het file commando.

       file  test  elk  argument  in  een  poging  het te classificeren. Er zijn drie testen, uitgevoerd in deze
       volgorde: bestandssysteem testen, magische getal testen en taal testen. De eerste test die  slaagt  zorgt
       dat de bestandssoort wordt getoond.

       De  soort  die  afgedrukt wordt zal gewoonlijk één van de woorden text bevatten (het bestand bevat alleen
       ASCII karakters en is waarschijnlijk veilig om te lezen op een ASCII terminal), executable  (het  bestand
       bevat  het  resultaat  van  het  compileren van een programma in een vorm die begrijpelijk is voor een of
       andere UNIX kernel), of data betekenend al het andere (data is gewoonlijk “binair”  of  niet-afdrukbaar).
       Uitzonderingen zijn algemeen bekende bestandsvormen (core bestanden, tar archieven) waarvan bekend is dat
       ze   binaire   data   bevatten.  Bij  toevoegen  van  lokale  definities  aan  /etc/magic,  behoudt  deze
       sleutelwoorden.  Mensen vertrouwen op het feit dat bij alle leesbare bestanden  in  een  map   het  woord
       “text”  afgedrukt  wordt.  Doe  niet zoals Berkeley deed - veranderen van “shell commands text” in “shell
       script”.

       De bestandssysteem tests zijn gebaseerd op het onderzoeken van de  eindwaarde  van  een  stat(2)  systeem
       aanroep.  Het programma test om te zien of een bestand leeg is, of dat het een soort speciaal bestand is.
       Elke bekende bestand soort die toepasselijk is op het systeem waar  u  op  draait  (sockets,  symbolische
       koppelingen,  benoemde  pijpen  (FIFOs)  op  systemen die dat implementeren) worden opgemerkt als ze zijn
       gedifinieerd in het systeem header bestand <sys/stat.h>.

       De magische getallen testen worden gebruikt om te testen op bestanden  met  gegevens  in  bepaalde  vaste
       vormen.  Het  meest  in  het  oog  springende  voorbeeld  hiervan is een binair uitvoerbaar (gecompileerd
       programma) a.out bestand, wiens vorm gedefinieerd is in <elf.h>, <a.out.h> en  mogelijk  <exec.h>  in  de
       standaard `include' map. Deze bestanden hebben een “magisch getal” opgeslagen op een vaste plaats vlak na
       het  begin van het bestand, dat het UNIX besturingssysteem verteld dat het bestand een binair uitvoerbare
       is en welke van verschillende soorten daarvan. Het “magisch getal”  concept  wordt  ook  als  uitbreiding
       hierop  toegepast  op  data  bestanden. Elk bestand met een onveranderlijke identificatie op korte  vaste
       afstand van het begin van het bestand kan gewoonlijk   op deze manier beschreven  worden.  De  informatie
       die  deze  bestanden  identificeren   wordt  gelezen  van /etc/magic en het gecompileerde magisch bestand
       /usr/share/file/misc/magic.mgc, of van de bestanden  in  de  map  /usr/share/file/misc/magic  indien  het
       gecompileerde  bestand  niet bestaat.  Nog toegevoegd mag worden dat als $HOME/.magic.mgc of $HOME/.magic
       bestaat, dan wordt dat  gebruikt boven de magische bestanden van het systeem.

       Als een argument een ASCII bestand blijkt te zijn dan probeert file om de taal te raden.  De  taal  tests
       zoeken  naar  bepaalde  strings  (cf names.h) die ergens in de eerste paar blokken van het bestand kunnen
       voorkomen. Bijvoorbeeld het sleutelwoord “.br” betekend hoogstwaarschijnlijk dat het bestand een  “troff”
       (1)  invoer  bestand  is,  net  zoals het sleutelwoord “struct” een C programma aangeeft. Deze tests zijn
       minder betrouwbaar dan de eerdere twee groepen, dus worden ze als laatste uitgevoerd.  De  taal  routines
       testen  ook wat andere dingen (zoals “tar” (1) archieven) en bepalen of een onbekend bestand `ascii text'
       of `data' genoemd moet worden).

       Zodra file de teken set in een tekst-bestand heeft bepaald , zal het proberen te bepalen  in  welke  taal
       het  bestand  is  geschreven.   De  taal testen zoeken bepaalde teksten (zie <names.h>) die overal kunnen
       voorkomen in de eerste blokken van een bestand. Bijvoorbeeld,  het  trefwoord,  .br  geeft  aan  dat  het
       bestand  hoogstwaarschijnlijk  een troff(1) invoer bestand is,  net als het trefwoord struct aangeeft dat
       het een C programma is.  Deze testen zijn minder betrouwbaar  dan  de  voorgaande  twee  groepen,  daarom
       worden zij als laatste toegepast. De taal test routines testen ook verschillende (zoals tar(1) archieven,
       JSON files).

       Elk bestand dat niet geïdentificeerd kan worden als geschreven in een van de bovengenoemde teken sets, is
       eenvoudig “data”.

OPTIES

       --apple
               Zorgt dat het file commando het bestandstype en de creator code, zoals gebruikt door oudere MacOS
               versies  toont.  De  code  bestaat   uit  acht letters, de eerste beschrijft het bestandstype, de
               laatste de creator. Deze optie werkt alleen netjes voor bestandstypen  die  door  de  Apple-stijl
               uitvoer bepaald zijn.

       -b, --brief
               Zet geen bestandsnamen vóór uitvoerregels.

       -C, --compile
               Schrijf  een  magic.mgc  uitvoer bestand dat een eerder ontlede versie van een magisch bestand of
               map bevat.

       -c, --checking-printout
               Zorgt dat een afdruk getoond wordt van de verwerkte vorm van  het  magische  bestand.  Dit  wordt
               normaliter  gebruikt  samen  met de -m optie om een nieuw magisch bestand te debuggen voordat het
               geïnstalleerd wordt.

       -d      Stuurt interne debug informatie naar stderr.

       -E      Bij filesysteem fouten (bestand niet gevonden, etc.)  in plaats van de  fout  te  behandelen  als
               reguliere uitvoer zoals POSIX vereist en door te gaan, geef een fout melding en stop.

       -e, --exclude testnaam
               Sluit  de  test uit zoals genoemd in testnaam van de lijst van testen gemaakt om de bestandssoort
               te bepalen. Valide test namen zijn:

               apptype   EMX applicatie type (alleen op EMX).

               ascii     Verschillende typen van tekst bestanden (deze test zal trachten de tekst  codering,  te
                         raden, onafhankelijk van de instelling van de ‘encoding’ optie).

               codering  Verschillende tekst codering voor zachte magische testen,.

               tokens    negeren vanwege achterwaartse compatibiliteit

               cdf       Toont details van Compound Document Files.

               compress  Controleert, maar kijkt ook in, gecomprimeerde bestanden.

               csv       Controleert Comma Separated Value bestanden.

               elf       Toont  ELF  bestand  details,  mits soft magic tests zijn aangezet en de elf magic werd
                         gevonden.

               json      Onderzoekt JSON (RFC-7159) bestanden door ze te ontleden ten behoeve van compliance.

               soft      Onderzoek magische bestanden,

               simh      Onderzoekt SIMH band bestanden.

               tar       Onderzoekt tar bestanden door de controlesom van de 512 bytes tar  kop  te  verifiëren.
                         Uitsluiten  van  deze  test kan meer gedetailleerde inhoud beschrijving op leveren door
                         het gebruik van de soft magic methode.

               text      Een synoniem voor ‘ascii’.

       --exclude-quiet
               Zoals --exclude maar negeer testen waarvan file geen kennis heeft.  Dit is  bedoeld  ten  behoeve
               van compatibiliteit met oudere versies van .

       --uitbreiding
               Toon een slash-gescheiden lijst van valide uitbreidingen voor het gevonden bestandstype.

       -F, --separator separator
               Gebruik  de  opgegeven  tekst als scheider tussen de bestandsnaam en het terug gegeven resultaat.
               Standaard: ‘:’.

       -f, --files-from NAMENBESTAND
               Lees de namen van de te onderzoeken bestanden van NAMENBESTAND (één per regel) vóór de argumenten
               lijst.  NAMENBESTAND of tenminste één bestandsnaam argument moet aanwezig zijn; om  de  standaard
               invoer te testen, gebruik ``-'' als een bestandsnaam argument.

       -h, --no-dereference
               Deze  optie  zorgt  ervoor  dat  symbolische koppelingen niet gevolgd worden (op systemen die dat
               ondersteunen). Dat is standaard als de omgevingsvariabele POSIXLY_CORRECT niet is gezet.

       -i, --mime
               Zorgt ervoor dat het file commando mime  type  teksten  stuurt  in  plaats  van  de  traditionele
               leesbare. Dus je mag schrijven ‘text/plain; charset=us-ascii’ in plaats van “ASCII text”.

       --mime-type, --mime-encoding
               Zoals -i, maar toon alleen de opgegeven elementen.

       -k, --keep-going
               Stop  niet  bij de eerste overeenkomst, ga door. Volgende overeenkomsten zullen de tekst ‘\012- ’
               toegevoegd hebben. (zie de -r optie, ale je een nieuwe regel wenst). Het magisch patroon  met  de
               grootste sterkte (zie de -l optie) komt eerst.

       -l, --list
               Toont een lijst van patronen en hun sterkte, in dalende volgorde gesorteerd door magic(5) sterkte
               die wordt gebruikte om de overeenkomst te zoeken (zie ook de -k optie).

       -L, --dereference
               Deze  optie  zorgt ervoor dat symbolische koppelingen worden gevolgd, net als dezelfde optie voor
               ls(1) (op systemen die  symbolische  koppelingen  ondersteunen).  Dit  is  de  standaard  als  de
               omgevingsvariabele POSIXLY_CORRECT werd gezet.

       -m, --magic-file LIJST
               Geef  een  alternatieve  lijst van bestandsnamen of mappen op die magische getallen bevatten. Dit
               kan een enkel bestand zijn,  of  een  dubbelepunten  gescheiden  lijst  van  bestanden.  Als  een
               gecompileerd magisch bestand werd gevonden langs een bestand of map, dan wordt dit gebruikt.

       -N, --no-pad
               Vul bestandsnamen niet aan zodat die passen in de uitvoer.

       -n, --no-buffer
               Dwing doorspoelen van standaard uitvoer na het onderzoeken van elk bestand.  Dit is alleen zinvol
               als  een  lijst bestanden wordt onderzocht. Het is bedoeld om door programma's gebruikt te worden
               wanneer ze de bestands-soort uitvoer van een pijp willen.

       -p, --preserve-date
               Op systemen die utime(3) of utimes(2) ondersteunen, probeer om de toegangstijd van  geanalyseerde
               bestanden te bewaren, op te doen alsof file ze nooit heeft gelezen.

       -P, --parameter naam=waarde
               Stel parameter limieten in.

               Naam         Standaard  Verklaring
               bytes        1M         maximum aantal bytes om te lezen van een bestand
               elf_notes    256        max ELF notes verwerkt
               elf_phnum    2K         max ELF programma secties verwerkt
               elf_shnum    32K        max ELF secties verwerkt
               elf_shnum    128MB      max ELF secties verwerkt
               coderen      64K        maximum aantal bytes om te lezen voor de de evaluatie van het coderen
               indir        50         recursie limiet voor het indirecte magisch getal
               indir        100        gebruiksteller voor naam/gebruik magisch getal
               regex        8K         lengte limiet voor zoeken van regex

       -r, --raw
               Vertaal  niet-afdrukbare tekens naar \ooo.  Normaal zal file niet-afdrukbare tekens in hun octale
               representatie tonen.

       -s, --special-files
               Gewoonlijk probeert file alleen bestanden te lezen om het soort te  bepalen  voor  bestanden  die
               stat(2)  als  gewone  bestanden  rapporteert.  Dit  voorkomt  problemen  omdat lezen van speciale
               bestanden vreemde consequenties kan hebben. Het opgeven van de -s optie zorgt  dat  file  ook  de
               argumenten  leest  die  blok-  of  karakter-speciale bestanden zijn. Dit is zinvol om het bestand
               systeem type van de gegevens in de schijf partities te bepalen, die blok-speciale bestanden zijn.
               Deze optie zorgt dat file de bestandsgrootte zoals gegeven door  stat(2)  negeert  omdat  dat  op
               sommige systemen nul rapporteert voor ruwe schijf partities.

       -S, --no-sandbox
               Op  systemen  waar  libseccomp  (https://github.com/seccomp/libseccomp) beschikbaar is, zal de -S
               vlag sandboxing uitschakelen die standaard is ingeschakeld. Deze optie is nodig als file  externe
               uitpak  programma´s  nodig  heeft,  m.a.w.  wanneer  de  -z optie werd opgegeven en de ingebouwde
               uitpakkers niet beschikbaar zijn. Op systemen waar sandboxing niet  beschikbaar  is,  heeft  deze
               optie geen effect.

               Note:  Deze  Debian  versie  van file was gebouwd zonder seccomp ondersteuning, daarom heeft deze
               optie geen effect.

       -v, --version
               Toon de versie van het programma en stop.

       -z, --uncompress
               Probeer in gecomprimeerde bestanden te kijken.

       -Z, --uncompress-noreport
               Probeer in gecomprimeerde bestanden te kijken, maar rapporteer alleen informatie over  de  inhoud
               niet over de compressie.

       -0, --print0
               Geef  een  nul-teken  ‘\0’ na de bestandsnaam. Vriendelijk voor cut(1) de uitvoer. Dit heeft geen
               invloed op de scheider, die wordt nog afgedrukt.

               Als deze optie meerdere malen herhaald wordt, dan toont file alleen de bestandsnaam gevolgd  door
               een  nul,  gevolgd  door  een  beschrijving (of FOUT: tekst) gevolgd door een tweede nul voor elk
               item.

       --help  Een hulptekst tonen en stoppen.

OMGEVING

       De omgevingsvariabele MAGIC kan gebruikt worden om het standaard magische getallen bestand te zetten. Als
       deze variabele is gezet dan zal file niet proberen om $HOME/.magic te openen.  file voegt “.mgc” toe  aan
       de  variabele  indien  toepasbaar.   De  omgevingsvariabele  POSIXLY_CORRECT  bepaald   (op  systemen die
       symbolische koppelingen ondersteunen), of file probeert om  symbolische koppelingen te  volgen  of  niet.
       Als file is gezet dan worden symbolische koppelingen gevolgd, anders niet. Dit wordt mede bepaald door de
       -L en -h opties.

BESTANDEN

       /usr/share/misc/magic.mgc  Standaard lijst magische getallen.
       /usr/share/misc/magic      Map waar de standaard magische getal bestanden staan.

EIND WAARDE

       file  stopt  met  0  als  de  operatie succesvol was of >0 als een fout is opgetreden.  De volgende codes
       zorgen voor  diagnostische berichten, maar hebben geen invloed op de stop  code  (zoals  POSIX  vereist),
       behalve als -E werd opgegeven:
                Bestand niet gevonden
                Geen rechten om het bestand te lezen
                Het soort van het bestand kon niet worden bepaald

VOORBEELDEN

             $ file file.c file /dev/{wd0a,hda}
             file.c:   C program text
             file:     ELF 32-bit LSB executable, Intel 80386, version 1 (SYSV),
                       dynamically linked (uses shared libs), stripped
             /dev/wd0a: block special (0/0)
             /dev/hda: block special (3/0)

             $ file -s /dev/wd0{b,d}
             /dev/wd0b: data
             /dev/wd0d: x86 boot sector

             $ file -s /dev/hda{,1,2,3,4,5,6,7,8,9,10}
             /dev/hda:   x86 boot sector
             /dev/hda1:  Linux/i386 ext2 filesystem
             /dev/hda2:  x86 boot sector
             /dev/hda3:  x86 boot sector, extended partition table
             /dev/hda4:  Linux/i386 ext2 filesystem
             /dev/hda5:  Linux/i386 swap file
             /dev/hda6:  Linux/i386 swap file
             /dev/hda7:  Linux/i386 swap file
             /dev/hda8:  Linux/i386 swap file
             /dev/hda9:  empty
             /dev/hda10: empty

             $ file -i file.c file /dev/{wd0a,hda}
             file.c:      text/x-c
             file:        application/x-executable
             /dev/hda:    application/x-not-regular-file
             /dev/wd0a:   application/x-not-regular-file

ZIE OOK

       hexdump(1), od(1), strings(1), magic(5)

VOLDOET AAN

       Men  denkt  dat dit programma de System V Interface Definitie van FILE(CMD) overstijgt, voor zover dat te
       bepalen is uit de vage taal daarin. Zijn gedrag is voor het  grootste  gedeelte  overeenkomstig  met  het
       System  V  programma  met dezelfde naam. Deze versie kent echter meer magie, dus zal het in veel gevallen
       vaak andere (hoewel meer precieze) uitvoer produceren .

       Het enige echte verschil tussen deze versie en System V is dat deze versie witruimte  als  een  begrenzer
       behandeld, zodat spaties in patroon-strings geëscape't moeten worden. Bijvoorbeeld:

             >10     string  language impress        (imPRESS data)

       in een bestaand magisch bestand zou veranderd moeten worden in

             >10     string  language\ impress       (imPRESS data)

       Als  toevoeging,  in  deze  versie,  als  een patroon tekst een backslash bevat, dan moet deze ge-escaped
       worden. Bijvoorbeeld

             0       string          \begindata      Andrew Toolkit document

       in een bestaand magisch bestand zou veranderd moeten worden in

             0       string          \\begindata     Andrew Toolkit document

       SunOS uitgave 3.2 en later van Sun Microsystems heeft een file opdracht afgeleid van die  van  System  V,
       maar  met  enige  uitbreidingen.  Mijn versie verschilt weinig van die van Sun. Het heeft de ‘&’ operator
       uitbreiding, gebruikt als in bijvoorbeeld:

             >16     long&0x7fffffff >0              not stripped

BEVEILIGING

       Op systemen waar  libseccomp (https://github.com/seccomp/libseccomp) beschikbaar is, zal file de  systeem
       aanroepen beperken tot alleen die, die nodig zijn voor correcte werking van het programma. Deze beperking
       heeft  geen  veiligheidsvoordeel  wanneer  file  gevraagd wordt om invoer bestanden uit te pakken met een
       extern programma  met de -z optie.  Om het uitvoeren van een extern uitpak programma mogelijk  te  maken,
       moet het sandboxen uitschakeld worden met de -S vlag.

MAGISCHE MAP

       De  magische  bestand-items  zijn  verzameld van verschillende bronnen, vooral USENET, en aangereikt door
       verschillende auteurs. Christos Zoulas  (adres  onder)  ontvangt  aanvullingen  of  bijgewerkte  magische
       bestand-items. Een consolidatie van magische bestand-items zal periodiek verspreidt worden.

       De volgorde van inzendingen in de magic file is bepalend. Afhankelijk van welk systeem je gebruikt kan de
       aangebrachte volgorde foutief zijn.

GESCHIEDENIS

       Er  was  een  file  opdracht  in  elke UNIX sinds tenminste "Research Version 4" (handleiding dateert van
       november 1973). De System V versie introduceerde één belangrijke grote verandering: de externe lijst  met
       magische getallen soorten. Dit maakte het programma iets langzamer maar maakte het veel flexibeler.

       Dit  op  System  V versie gebaseerde programma werd geschreven door Ian Darwin ⟨ian@darwinsys.com⟩ zonder
       naar iemands anders broncode te kijken.

       John Gilmore bewerkte de code uitgebreid en maakte het beter dan de eerste  versie.  Geoff  Collyer  vond
       verschillende  onhandigheden  en  leverde  enkele  magische  bestand-ingangen.  Het  programma heeft zich
       sindsdien continue ontwikkeld. Veranderd door Rob McMahon, ⟨cudcv@warwick.ac.uk⟩, 1989.

       Aangepast door Guy Harris, ⟨guy@netapp.com⟩, 1993.

       Veranderingen door Ian Darwin en verschillende auteurs waaronder Christos  Zoulas  ⟨christos@astron.com⟩,
       1990-1999.

       Gewijzigd door Chris Lowth ⟨chris@lowth.com⟩, 2000: zorg dat de -i optie mime type teksten maakt, gebruik
       een alternatief magisch bestand en interne logica.

       Gewijzigd door Eric Fischer ⟨enf@pobox.com⟩, juli, 2000, identificeert teken codes en een poging om talen
       van niet-ASCII bestanden te identificeren.

       Gewijzigd door Reuben Thomas ⟨rrt@sc3d.org⟩, 2007-2011, om MIME support te verbeteren, voeg MIME en niet-
       MIME  magie  samen,  ondersteuning mappen, als ook  magische bestanden, los bugs op, verbeter veel magic,
       verbeter het bouw systeem, verbeter de documentatie, en herschrijf de Python bindings in pure Python.

       De lijst met bijdragers aan de ‘magic’ map (magische bestanden)  is te lang om hier  op  te  nemen.    Je
       weet wie je bent, dank je wel!  Veel namen van bijdragers zijn opgenomen in de bron bestanden.

WETTELIJK BERICHT

       Copyright  (c) Ian F. Darwin, Toronto, Canada, 1986-1999.  Gedekt door de het standaard Berkeley Software
       Distribution copyright; zie het bestand COPYING in de bron distributie.

       De bestanden tar.h en is_tar.c zijn  geschreven  door  John  Gildmore  voor   zijn  public-domain  tar(1)
       programma, en zijn geen onderdeel van bovenstaande licentie.

BUGS

       Rapporteer  bugs  en  stuur patches naar de bugtracker op https://bugs.astron.com/ of de mailing lijst op
       ⟨file@astron.com⟩ (bezoek https://mailman.astron.com/mailman/listinfo/file eerst om je te abonneren).

TODO

       Verbeter de uitvoer zodat de testen voor MIME en APPLE vlaggen  onnodig  zijn  op  veel  plekken,  en  de
       uitvoer alleen op één plek wordt gedaan. Nu is een ontwerp  nodig. Suggestie: plaats mogelijke uitvoer in
       een  lijst,  selecteer vervolgens de laatst geplaatste (beter, je hoopt) waarde aan het einde, of gebruik
       een standaard indien de lijst leeg is. Dit zou de evaluatie niet moeten vertragen.

       De afhandeling van MAGIC_CONTINUE en afdrukken van \012-  tussen  items  is  onhandig  en  gecompliceerd;
       herstructureer en centraliseer.

       Enkele  van de codering logica is vast opgenomen in encoding.c en kan worden verplaatst naar  de magische
       bestanden indien we een !:charset annotatie hadden.

       Ga door met oplossen van alle magische bugs.  Zie Debian BTS voor een goede bron.

       Bewaar willekeurige lange teksten, bijvoorbeeld voor %s patronen, opdat die getoond kunnen  worden.  Lost
       Debian  bug 271672 op. Dit kan gedaan door het toekennen van teksten in een tekst-vat, en het bewaren van
       het tekst-vat aan het einde van het magisch bestand en het  omzetten  van  alle  tekst  wijzers  naar  de
       relatieve of van het tekst-vat.

       Voeg syntaxis toe voor relatieve plaatse na het huidige niveau (Debian bug #466037).

       Activeer bestand -ki, m.a.w. geef meerdere MIMI typen.

       Voeg  een  zip  bibliotheek  toe  zodat we kunnen kijken in Office2007 documenten om meer details van hun
       inhoud te kunnen zien.

       Voeg een optie toe om URL´s te tonen van de bron van de bestands omschrijvingen.

       Het combinatie script zoekt en voegt een manier toe om executable namen naar MIME types te  laten  wijzen
       (b.v.  maak een magisch getal voor !:mime dat er voor zorgt dat de resulterende tekst kan worden  gezocht
       in een tabel).  Dit voorkomt dat we hetzelfde magisch getal meerdere malen  moeten  toevoegen  voor  elke
       nieuwe hash-bang vertaler.

       Als  een  bestand  omschrijving  bestaat,  dan  slaan  we  over en passen de buffer aan in plaats van het
       onhandige buffer beheer dat we nu toepassen.

       Gebruik “name” om “use” om te controleren op consistentie bij het  compileren  (duplicaat  “name”,  “use”
       wijzend  naar  ongedefinieerd  “name”  ).  Maak “name” / “use” efficiënter door een gesorteerde lijst van
       namen te bewaren.  Speciaal-geval ^ om endianness om te draaien in de ontleder zodat het niet  ge-escaped
       moet worden, documenteer dit.

       Zodra  de  intern in het bestand opgegeven positie de buffer grootte overschrijdt  ( HOWMANY variabele in
       file.h), zoeken we niet tot die positie, maar stoppen we. Het zou beter zijn als buffer beheer  pas  werd
       gedaan zodra de bestand indicator beschikbaar was om te zoeken in het bestand. We moeten voorzichtig zijn
       want we moeten rekening houden met prestatie en dus veiligheid, omdat door herhaald zoeken zaken langzaam
       kunnen worden.

       Er is nu ondersteuning voor het in stand houden van aparte buffers en voor het hebben van afstand van het
       einde van het bestand. Hoewel het interne buffer beheer nog een verbetering behoeft.

BESCHIKBAARHEID

       U kunt de laatste versie van de originele auteur verkrijgen via anonymous FTP op ftp.astron.com in de map
       /pub/file/file-X.YZ.tar.gz.

VERTALING

       De  Nederlandse  vertaling  van deze handleiding is geschreven door Jos Boersema <joshb@xs4all.nl>, Mario
       Blättermann <mario.blaettermann@gmail.com> en Luc Castermans <luc.castermans@gmail.com>

       Deze  vertaling  is   vrije   documentatie;   lees   de   GNU   General   Public   License   Version   3:
       https://www.gnu.org/licenses/gpl-3.0.html   of   later   over   de   Copyright-voorwaarden.  Er  is  geen
       AANSPRAKELIJKHEID.

       Indien  U  fouten  in  de  vertaling  van  deze  handleiding  zou   vinden,   stuur   een   e-mail   naar
       debian-l10n-dutch@lists.debian.org .

Debian                                            7 april 2024                                           FILE(1)