Provided by: dpkg-dev_1.21.1ubuntu2.3_all bug

NAAM

       deb-src-symbols - Uitgebreid sjabloonbestand van Debian voor gedeelde bibliotheken

OVERZICHT

       debian/pakket.symbols.arch, debian/symbols.arch, debian/pakket.symbols, debian/symbols

BESCHRIJVING

       De symboolbestand-sjablonen worden geleverd met Debian bronpakketten en de indeling ervan is een
       superverzameling van de symboolbestanden, geleverd in binaire pakketten, zie deb-symbols(5).

   Commentaar
       Commentaar wordt ondersteund in sjabloonsymboolbestanden. Elke regel met ‘#’ als eerste teken is een
       commentaarregel, behalve als die regel begint met ‘#include’ (zie het onderdeel over Het gebruik van
       includes). Regels die beginnen met ‘#MISSING:’ zijn een bijzondere vorm van commentaar waarin symbolen
       die verdwenen zijn, gedocumenteerd worden.

   Substitutie van #PACKAGE# gebruiken
       In enkele zeldzame gevallen verschilt de naam van de bibliotheek naargelang de architectuur. Om de naam
       van het pakket niet rechtstreeks in het symboolbestand te moeten inschrijven, kunt u gebruik maken van de
       marker #PACKAGE#. Die zal tijdens de installatie van de symboolbestanden vervangen worden door de echte
       pakketnaam. In tegenstelling tot de marker #MINVER#, zal #PACKAGE# nooit te vinden zijn in een
       symboolbestand binnenin een binair pakket.

   Symbooltags gebruiken
       Het gebruik van symbooltags is nuttig om symbolen te markeren die op een of andere manier bijzonder zijn.
       Aan elk symbool kan een arbitrair aantal tags gekoppeld worden. Hoewel alle tags ontleed en opgeslagen
       worden, worden slechts een aantal ervan herkend door dpkg-gensymbols. Ze lokken een speciale behandeling
       van de symbolen uit. Zie het onderdeel Standaard symbooltags voor een voorstelling van deze tags.

       Tags worden vlak voor de symboolnaam opgegeven (tussenin mag er geen witruimte zijn). Een opgave begint
       steeds met het openen van een haakje ( en eindigt met het sluiten ervan ) en moet minstens één tag
       bevatten. Meerdere tags worden onderling gescheiden door een |-teken. Elke tag kan een facultatieve
       waarde hebben die van de naam van de tag gescheiden wordt door het teken =. Namen van tags en waarden
       kunnen arbitraire tekenreeksen zijn, behalve dat zij niet de speciale tekens ) | = mogen bevatten. De
       symboolnaam die na een tagopgave komt kan facultatief tussen aanhalingstekens geplaatst worden, ofwel met
       ' of met ", waardoor hij witruimte mag bevatten. Evenwel, indien er voor het symbool geen tags opgegeven
       werden, zullen de aanhalingstekens behandeld worden als onderdeel van de naam van het symbool die eindigt
       bij de eerste spatie.

        (tag1=ik werd gemarkeerd|tagnaam met spatie)"getagd aangehaald symbool"@Base 1.0
        (optioneel)getagd_niet-aangehaald_symbool@Base 1.0 1
        niet-getagd_symbool@Base 1.0

       Het eerste symbool in het voorbeeld werd getagd en aangehaald symbool genoemd en heeft twee tags: tag1
       met als waarde ik werd gemarkeerd en tagnaam met spatie die geen waarde heeft. Het tweede symbool met als
       naam getagd_niet-aangehaald_symbool werd enkel gemarkeerd met de tag die optioneel als naam heeft. Het
       laatste symbool is een voorbeeld van een normaal niet-getagd symbool.

       Aangezien symbooltags een uitbreiding zijn van het deb-symbols(5)-systeem, kunnen zij enkel deel uitmaken
       van de symboolbestanden die in broncodepakketten gebruikt worden (die bestanden moeten dan gezien worden
       als sjablonen die gebruikt worden om de symboolbestanden te bouwen die in de binaire pakketten zitten).
       Indien dpkg-gensymbols aangeroepen wordt zonder de optie -t zal het symboolbestanden produceren die
       compatibel zijn met het deb-symbols(5)-systeem: er gebeurt een volledige verwerking van de symbolen in
       overeenstemming met de vereisten van hun standaardtags en de uitvoer wordt ontdaan van alle tags. In
       sjabloonmodus (-t) daarentegen blijven in de uitvoer alle symbolen en hun tags (zowel de standaardtags
       als de niet-gekende) behouden en worden ze in hun originele vorm neergeschreven zoals ze geladen werden.

   Standaard symbooltags
       optional
           Een  symbool dat als optional (facultatief) gemarkeerd is, kan om het even wanneer uit de bibliotheek
           verdwijnen en dat feit zal nooit een mislukking  van  dpkg-gensymbols  tot  gevolg  hebben.  Nochtans
           zullen  verdwenen  facultatieve  symbolen  permanent als MISSING (ontbrekend) aangegeven worden in de
           diff (weergave van de veranderingen)  bij  elke  nieuwe  pakketrevisie.  Dit  gedrag  dient  als  een
           geheugensteuntje  voor  de  onderhouder  dat  een  dergelijk  symbool  verwijderd moet worden uit het
           symboolbestand of terug toegevoegd aan de bibliotheek. Indien een facultatief symbool dat eerder  als
           MISSING  opgetekend  stond  in  een  volgende  revisie  plots  opnieuw  terug  opduikt, zal het terug
           opgewaardeerd worden naar de status “existing” (bestaand) zonder wijziging van zijn minimumversie.

           Deze tag is nuttig voor private symbolen waarvan de verdwijning geen ABI-breuk veroorzaakt. De meeste
           van de C++-sjabloon-instantiaties vallen bijvoorbeeld onder deze categorie. Zoals elke andere tag kan
           ook deze een arbitraire waarde hebben: die kan gebruikt worden om aan te geven waarom het symbool als
           facultatief beschouwd wordt.

       arch=architectuurlijst
       arch-bits=architectuur-bits
       arch-endian=architectuur-endianness
           Deze tags laten iemand toe om de set  architecturen  waarvoor  het  symbool  verondersteld  wordt  te
           bestaan,  te  beperken. De tags arch-bits en arch-endian worden sinds dpkg 1.18.0 ondersteund. Als de
           symbolenlijst bijgewerkt wordt met de symbolen die in de bibliotheek  gevonden  worden,  worden  alle
           architectuurspecifieke  symbolen die van geen belang zijn voor de huidige hostarchitectuur, behandeld
           alsof ze niet bestaan. Indien een architectuurspecifiek symbool dat betrekking heeft  op  de  huidige
           hostarchitectuur, ontbreekt in de bibliotheek, zijn de normale procedures die gelden voor ontbrekende
           symbolen,  van toepassing en dit kan het mislukken van dpkg-gensymbols tot gevolg hebben. Anderzijds,
           indien het architectuurspecifieke symbool aangetroffen wordt als het er niet verondersteld  wordt  te
           zijn  (omdat  de  huidige  hostarchitectuur  niet  vermeld wordt in de tag of niet overeenkomt met de
           endianness of de bits), dan wordt het architectuurneutraal gemaakt (d.w.z. dat de  tags  arch,  arch-
           bits  en  arch-endian  weggelaten  worden  en  het  symbool  omwille  van deze verandering in de diff
           (weergave van de veranderingen) opgenomen zal worden), maar het wordt niet als nieuw beschouwd.

           Als in de standaardmodus (niet-sjabloonmodus) gewerkt wordt,  worden  van  de  architectuurspecifieke
           symbolen   enkel   die   in   het   symboolbestand  opgeschreven  die  overeenkomen  met  de  huidige
           hostarchitectuur.  Als  daarentegen  in  de  sjabloonmodus  gewerkt   wordt,   worden   steeds   alle
           architectuurspecifieke   symbolen   (ook   die   voor  vreemde  architecturen)  opgeschreven  in  het
           symboolbestand.

           De indeling voor de architectuurlijst is dezelfde als die welke gebruikt wordt voor het  veld  Build-
           Depends  van debian/control (behalve de omsluitende vierkante haakjes []). Met het eerste symbool uit
           de onderstaande lijst zal bijvoorbeeld enkel rekening gehouden worden  bij  de  architecturen  alpha,
           any-amd64  en  ia64,  met  het tweede enkel op linux-architecturen en met het derde overal behalve op
           armel.

             (arch=alpha any-amd64 ia64)64bits_specifiek_symbool@Base 1.0
             (arch=linux-any)linux_specifiek_symbool@Base 1.0
             (arch=!armel)symbool_dat_armel_niet_heeft@Base 1.0

           De waarde van architectuur-bits is ofwel 32 of 64.

             (arch-bits=32)32bits_specifiek_symbool@Base 1.0
             (arch-bits=64)64bits_specifiek_symbool@Base 1.0

           De waarde van architectuur-endianness is ofwel little of big.

             (arch-endian=little)little_endian_specifiek_symbool@Base 1.0
             (arch-endian=big)big_endian_specifiek_symbool@Base 1.0

           Meerdere beperkingen kunnen aaneengeregen worden.

             (arch-bits=32|arch-endian=little)32bit_le_symbool@Base 1.0

       allow-internal
           dpkg-gensymbols hanteert  een  lijst  van  interne  symbolen  die  niet  zouden  mogen  voorkomen  in
           symboolbestanden  omdat  ze gewoonlijk slechts een neveneffect zijn van details in de wijze waarop de
           gereedschapskist (toolchain) geïmplementeerd wordt. Indien u om een of andere reden echt wilt dat een
           van deze symbolen opgenomen wordt in het symboolbestand, moet u  het  symbool  markeren  met  de  tag
           allow-internal.  Dit  kan  nodig zijn voor sommige gereedschapskistbibliotheken van lagere orde zoals
           “libgcc”.

       ignore-blacklist
           Een verouderde alias voor allow-internal (sinds dpkg 1.20.1, ondersteund sinds dpkg 1.15.3).

       c++ Geeft een c++-symboolpatroon aan. Zie hierna in de subsectie Het gebruik van symboolpatronen.

       symver
           Geeft een symver (symboolversie) symboolpatroon aan. Zie hierna  in  de  subsectie  Het  gebruik  van
           symboolpatronen.

       regex
           Geeft een regex-symboolpatroon aan. Zie hierna in de subsectie Het gebruik van symboolpatronen.

   Het gebruik van symboolpatronen
       Anders  dan  een  standaardbeschrijving  van  een symbool, kan een patroon meerdere echte symbolen uit de
       bibliotheek dekken. dpkg-gensymbols zal proberen om elk patroon te  vergelijken  met  elk  reëel  symbool
       waarvoor  in  het symboolbestand geen specifiek symbooltegenhanger gedefinieerd werd. Telkens wanneer een
       eerste overeenkomst met een patroon gevonden wordt, worden alle tags en eigenschappen ervan gebruikt  als
       basisspecificatie voor het symbool. Indien er met geen enkel patroon een overeenkomst gevonden wordt, zal
       het symbool als nieuw beschouwd worden.

       Een  patroon  wordt als verloren beschouwd als het met geen enkel symbool uit de bibliotheek overeenkomt.
       Standaard zal dit onder -c1 of een hoger niveau een mislukking van dpkg-gensymbols uitlokken. Indien  een
       dergelijke  mislukking  echter onwenselijk is, kan het patroon gemarkeerd worden met de tag optional. Als
       het patroon in dat geval geen  overeenkomst  oplevert,  zal  het  enkel  in  de  diff  (weergave  van  de
       wijzigingen) als MISSING (ontbrekend) vermeld worden. Zoals elk ander symbool kan ook een patroon beperkt
       worden  tot  specifieke  architecturen  met  de  tag  arch. Raadpleeg het onderdeel Standaard symbooltags
       hierboven voor meer informatie.

       Patronen  vormen  een  uitbreiding  van  het  deb-symbols(5)-systeem  en  zijn  daarom  enkel  geldig  in
       symboolbestand-sjablonen.  De  syntaxis  voor  het  opgeven  van patronen verschilt niet van die voor een
       specifiek symbool. Het onderdeel symboolnaam van de specificatie fungeert echter als  een  expressie  die
       vergeleken  wordt met naam@versie van het echte symbool. Om het onderscheid te maken tussen verschillende
       types patronen, wordt een patroon doorgaans gemarkeerd met een speciale tag.

       Op dit ogenblik ondersteunt dpkg-gensymbols drie fundamentele patroontypes:

       c++ Dit patroon wordt met de tag c++ aangeduid. Het zoekt enkel een overeenkomst met C++-symbolen aan  de
           hand  van  hun  ontwarde  (demangled) symboolnaam (zoals die weergegeven wordt door het hulpprogramma
           c++filt(1)). Dit patroon is zeer handig  om  symbolen  te  vinden  waarvan  de  verhaspelde  naam  op
           verschillende  architecturen  anders kan zijn, terwijl hun ontwarde naam gelijk blijft. Een groep van
           dergelijke symbolen is non-virtual thunks die architectuurspecifieke geheugenplaatsen ingebed  hebben
           in  hun  verhaspelde  naam.  Een  courant voorkomend voorbeeld hiervan is een virtuele destructor die
           onder een diamantovererving een niet-virtueel thunk-symbool  nodig  heeft.  Bijvoorbeeld,  zelfs  als
           _ZThn8_N3NSB6ClassDD1Ev@Base op 32-bits-architecturen wellicht _ZThn16_N3NSB6ClassDD1Ev@Base zal zijn
           op 64-bits-architecturen, kunnen zij met één enkel c++-patroon aangeduid worden:

            libdummy.so.1 libdummy1 #MINVER#
             [...]
             (c++)"non-virtual thunk to NSB::ClassD::~ClassD()@Base" 1.0
             [...]

           De bovenstaande ontwarde naam kan verkregen worden door het volgende commando uit te voeren:

             $ echo '_ZThn8_N3NSB6ClassDD1Ev@Base' | c++filt

           Merk  op  dat  een  verhaspelde  naam  per  definitie  uniek  is in de bibliotheek, maar dat dit niet
           noodzakelijk het geval is voor ontwarde namen. Een aantal verschillende echte symbolen  kan  dezelfde
           ontwarde  naam  hebben.  Dat  is  bijvoorbeeld het geval met niet-virtuele thunk-symbolen in complexe
           overervingsconfiguraties of met de meeste constructors en destructors (vermits g++ voor hen doorgaans
           twee echte symbolen genereert). Vermits deze collisies zich op het ABI-niveau  voordoen,  verminderen
           zij evenwel niet de kwaliteit van het symboolbestand.

       symver
           Dit  patroon  wordt  door de tag symver aangegeven. Goed onderhouden bibliotheken hebben symbolen met
           versienummers, waarbij elke versie overeenkomt met de toeleveraarsversie waar het symbool  toegevoegd
           werd.  Indien  dat  het  geval  is,  kunt u een symver-patroon gebruiken om eventuele symbolen aan te
           duiden die gekoppeld zijn aan de specifieke versie. Bijvoorbeeld:

            libc.so.6 libc6 #MINVER#
             (symver)GLIBC_2.0 2.0
             [...]
             (symver)GLIBC_2.7 2.7
             access@GLIBC_2.0 2.2

           Alle symbolen die horen bij de versies GLIBC_2.0 en GLIBC_2.7 zullen  resulteren  in  de  respectieve
           minimale  versies  2.0  en  2.7,  met  uitzondering van het symbool access@GLIBC_2.0. Dit laatste zal
           resulteren in een minimale vereiste van libc6 versie 2.2 en dit ondanks het feit dat het valt  binnen
           het bereik van het patroon "(symver)GLIBC_2.0". De reden hiervoor is dat specifieke symbolen voorrang
           hebben op patronen.

           Merk op dat hoewel patronen met jokertekens volgens de oude stijl (in het veld symboolnaam aangegeven
           door  "*@version")  nog  steeds ondersteund worden, zij vervangen werden door een syntaxis volgens de
           nieuwe stijl  "(symver|optional)version".  Als  hetzelfde  effect  gewenst  wordt  moet  bijvoorbeeld
           "*@GLIBC_2.0 2.0" geschreven worden als "(symver|optional)GLIBC_2.0 2.0".

       regex
           Patronen  in de vorm van reguliere expressies worden aangegeven met de tag regex. Zij zoeken naar een
           overeenkomst met de in  het  veld  symboolnaam  vermelde  perl  reguliere  expressie.  Een  reguliere
           expressie wordt als zodanig vergeleken. Daarom mag u niet vergeten ze te laten beginnen met het teken
           ^.  Anders  kan ze een overeenkomst opleveren met om het even welk deel van de tekenreeks naam@versie
           van het echte symbool. Bijvoorbeeld:

            libdummy.so.1 libdummy1 #MINVER#
             (regex)"^mystack_.*@Base$" 1.0
             (regex|optional)"private" 1.0

           Symbolen zoals "mystack_new@Base",  "mystack_push@Base",  "mystack_pop@Base"  enz.  zullen  door  het
           eerste  patroon  gevonden worden, terwijl "ng_mystack_new@Base" bijvoorbeeld niet. Het tweede patroon
           zal een overeenkomst opleveren met alle symbolen die in hun naam de tekenreeks "private" hebben en de
           gevonden symbolen zullen de tag optional overerven van het patroon.

       De hierboven vermelde basispatronen kunnen met elkaar gecombineerd worden als dat zinvol is. In dat geval
       worden zij verwerkt in de volgorde waarin de tags  opgegeven  werden.  Bijvoorbeeld,  beide  onderstaande
       patronen:

         (c++|regex)"^NSA::ClassA::Private::privmethod\d\(int\)@Base" 1.0
         (regex|c++)N3NSA6ClassA7Private11privmethod\dEi@Base 1.0

       zullen           de           symbolen           "_ZN3NSA6ClassA7Private11privmethod1Ei@Base"          en
       "_ZN3NSA6ClassA7Private11privmethod2Ei@Base" vinden. Bij het vergelijken met het eerste patroon wordt het
       rauwe symbool eerst ontward als een C++-symbool en vervolgens wordt de ontwarde naam  vergeleken  met  de
       reguliere expressie. Bij het vergelijken met het tweede patroon daarentegen, wordt de reguliere expressie
       vergeleken  met  de  rauwe symboolnaam en vervolgens wordt nagegaan of het een C++-symbool is door het te
       proberen ontwarren. Als een basispatroon een mislukking oplevert, betekent dit het mislukken van het hele
       patroon. Om die reden zal "__N3NSA6ClassA7Private11privmethod\dEi@Base" bijvoorbeeld met geen  van  beide
       patronen een overeenkomst opleveren, aangezien het geen geldig C++-symbool is.

       Over  het  algemeen  genomen  kunnen alle patronen in twee groepen onderverdeeld worden: aliassen (basale
       c++- en symver-patronen) en generieke patronen (regex, alle combinaties van  meerdere  basale  patronen).
       Het  vergelijken  met  basale patronen van het alias-type verloopt snel (O(1)), terwijl dat bij generieke
       patronen voor elk symbool O(N) is (waarbij N het aantal generieke patronen is). Daarom  wordt  aangeraden
       om geen overdadig gebruik te maken van generieke patronen.

       Indien  meerdere patronen een overeenkomst opleveren met hetzelfde echte symbool, krijgen aliassen (eerst
       c++, dan symver) de voorkeur boven  generieke  patronen.  Generieke  patronen  worden  vergeleken  in  de
       volgorde  waarin  zij  aangetroffen worden in het symboolbestand-sjabloon tot er een eerste succes volgt.
       Merk nochtans op dat het manueel herordenen van items uit  het  sjabloonbestand  niet  aangeraden  wordt,
       aangezien  dpkg-gensymbols  diffs (weergave van de veranderingen) genereert op basis van de alfanumerieke
       volgorde van hun namen.

   Het gebruik van includes
       Als de set van geëxporteerde symbolen onderling verschilt tussen  verschillende  architecturen,  kan  het
       inefficiënt  worden om één enkel symboolbestand te gebruiken. In die gevallen kan een include-opdracht op
       een aantal wijzen nuttig blijken:

       •   U kunt het gemeenschappelijke gedeelte afsplitsen in een extern bestand en dat bestand opnemen in  uw
           bestand pakket.symbols.arch met behulp van een include-opdracht op de volgende manier:

            #include "I<pakketten>.symbols.common"

       •   Net zoals om het even welk symbool kan ook een include-opdracht tags krijgen:

            (tag|...|tagN)#include "in-te-voegen-bestand"

           Als  gevolg  daarvan  zal  er  standaard van uitgegaan worden dat alle symbolen die uit in-te-voegen-
           bestand opgenomen worden, gemarkeerd zijn met tag ... tagN. U kunt van deze  functionaliteit  gebruik
           maken  om  een  gemeenschappelijk  bestand  pakket.symbols  te  maken  waarin  architectuurspecifieke
           symboolbestanden opgenomen worden:

             gemeenschappelijk_symbool1@Base 1.0
            (arch=amd64 ia64 alpha)#include "pakket.symbols.64bit"
            (arch=!amd64 !ia64 !alpha)#include "pakket.symbols.32bit"
             gemeenschappelijk_symbool2@Base 1.0

       De symboolbestanden worden regel per regel gelezen en include-opdrachten worden  verwerkt  van  zodra  ze
       tegengekomen  worden. Dit betekent dat de inhoud van het ingevoegde bestand eventueel zaken kan vervangen
       die voor de include-opdracht stonden en dat zaken die na de opdracht  komen,  eventueel  inhoud  uit  het
       ingevoegde  bestand  kunnen  vervangen.  Elk  symbool  (of  zelfs  een  andere #include-opdracht) uit het
       ingevoegde bestand kan bijkomende tags opgeven of via zijn tag-vermeldingen waarden  van  de  overgeërfde
       tags  vervangen. Er bestaat nochtans geen manier waarop een symbool eventueel overgeërfde tags zou kunnen
       verwijderen.

       Een ingevoegd bestand kan de kopregel die de SONAME van de bibliotheek  bevat,  herhalen.  In  dat  geval
       vervangt  het  een  eventueel  eerder  ingelezen  kopregel. Het is over het algemeen nochtans best om het
       dupliceren van kopregels te vermijden. Een manier om dat te doen is de volgende:

        #include "libding1.symbols.common"
         arch_specifiek_symbool@Base 1.0

ZIE OOK

       deb-symbols(5), dpkg-shlibdeps(1), dpkg-gensymbols(1).

1.21.1                                             2024-02-23                                 deb-src-symbols(5)